Snipperbericht 39

Over autobiografisch schrijven: antwoorden op vragen van Marjon Sarneel

Ik besluit van het zorgen voor jou een ‘project’ te maken, een nieuw stuk uitdagend werk waarvan ik veel kan leren. Ik lees alles wat ik kan vinden over jouw ziekte. Ik volg een cursus. Ik ga naar lezingen en informatiebijeenkomsten. Ik word bij het Steunpunt Mantelzorg lid van een groep mensen die allemaal zorgen voor iemand met dementie. Kortom: ik besluit niet alleen om elke week bij je te zijn. Ik besluit ook er iets moois van te maken. Voor jou, zodat ik je kan ondersteunen in het zoveel mogelijk overeind houden van jouw dagelijks leven. Voor mijzelf, omdat ik je beter zal leren kennen en er zelf iets aan kan hebben voor later. Als ik je vraag of ik een boek over ons mag schrijven en mag vertellen over onze ervaringen samen, blaas je ergens in de lucht met die blik van je. ‘Pffftt!’ zeg je. Jij weet al zo lang je me kent dat ik moet schrijven, dus ik moet mijn gang maar gaan. (In: José Franssen: Hou me maar vast. Mijn moeder, Alzheimer en ik. MB Communicatie, Gassel, 2016, bladzijde 26)

Marjon kwam me interviewen. Marjon Sarneel is schrijfster en schrijfdocente, biedt online cursussen aan op haar site www.marjonsarneel.nl. Helemaal vanuit Zeeuws Vlaanderen zat ze aan mijn Maastrichtse tafel. We hadden een fijne middag, maar na de middag was het gesprek, zo levendig en spannend, met één druk op de knop volledig gewist en verdwenen. Niet in onze herinnering, wel van de band. En dus zat ze een paar weken later weer aan mijn tafel voor een nieuw, heel ander en ook mooi gesprek. Het ging over het schrijven van mijn verhaal tegen de achtergrond van mijn docentschap. Hoe doe je dat, een deel van je levensverhaal schrijven, als je expert bent op het terrein van autobiografisch schrijven en werken met levensverhalen? Boeiende vragen had ze, op een lijstje liggen ze nog steeds naast mijn computer. Ik zoek naar mijn antwoorden.

Wat is volgens jou de definitie van autobiografisch schrijven?Oei, hier wordt het al meteen moeilijk. Vroeger las ik handboeken over literatuur en literatuurgeschiedenis en ik zocht daarin naar omschrijvingen en definities. Toen dacht ik nog dat definities ‘waar’ waren. Jarenlang las ik alles wat ik kon vinden over het levensverhaal en de autobiografie en ik ontdekte dat je op heel verschillende manieren kunt kijken naar de autobiografie en autobiografisch schrijven. Sommige mensen vinden het levensverhaal iets heel anders dan een autobiografie. Ik ontdekte dat definities momentopnamen zijn, gekoppeld aan opvattingen. Je kunt er op zoveel manieren naar kijken en over nadenken.Wat voor mij telt is dat juist de verscheidenheid van al die definities en zienswijzen het genre zo interessant maakt. Er zijn mensen die hun levensverhaal willen opschrijven voor hun kinderen en kleinkinderen. Die de waarheid en niets dan de waarheid willen schrijven, wat dat ook mag zijn. Er zijn ook mensen die een autobiografie willen schrijven en literaire verlangens hebben, die een plek willen in de ‘literatuur’. Of die een deel van hun leven in een boek willen verwoorden. Naar waarheid, of een beetje mooier gemaakt, of zelfs bewust gefictionaliseerd. Er is een tussengenre ontstaan tussen de autobiografie en de roman. Volgens mij is de definitie van autobiografisch schrijven net zo veelvormig als dat er vormen zijn van autobiografisch schrijven zijn. Het gaat voor mij altijd om de betekenis, de verwachtingen, de doelstellingen en dus ook om de definitie van degene die zijn of haar verhaal wil opschrijven. Er is dus niet één definitie, er zijn zoveel definities als er autobiografieën zijn.

Wat moet iemand kunnen en wat moet iemand willen om te beginnen met autobiografisch schrijven? Moet er een doel zijn?Mensen moeten kunnen schrijven. Er moet een basisvaardigheid zijn. Dat hoeft niet groots te zijn. Kinderen die leren schrijven of mensen met een verstandelijke beperking kunnen soms de mooiste levensverhalen schrijven. Sommigen willen liever hun verhaal vertellen en het iemand anders laten opschrijven. Dat is iets heel anders dan zelf je verhaal schrijven. Mensen moeten dus ‘talig’ zijn. Mensen die zich niet op papier kunnen uitdrukken in taal, zullen niet gauw hun levensverhaal willen schrijven. Belangrijk is ook dat mensen zin moeten hebben in of de noodzaak moeten voelen om het eigen verhaal op te schrijven. Mensen moeten dus ‘willen’ schrijven. En niet alleen in opdracht van een ander (Schrijf het nu maar eens op zeggen tegen iemand die niet graag schrijft…). Ja, er moet dus een doel zijn. En dat doel is voor iedereen anders. Daarover schreef ik al ooit, zie Snipperbericht 6.

Wat kan autobiografisch schrijven iemand opleveren?Dat is ook weer zo’n grote vraag. Het levert iedereen die er serieus mee aan de slag gaat iets anders op, omdat de doelen en beginsituatie anders zijn. Een paar voorbeelden. Het kan een boekje opleveren met fragmenten uit je eigen levensverhaal, geschreven tijdens een cursus, of naar aanleiding van opdrachten. Het kan plezier in schrijven opleveren, oefenen in schrijven, leren over de taal en uitdrukkingsmogelijkheden, taalplezier. Het kan ook inzicht opleveren in de eigen geschiedenis of de geschiedenis van de eigen familie: onderzoek naar hoe het was, zelfs in de generaties voor jou, laat je iets zien over wie jij bent, of welke factoren je leven meebepaald hebben. Autobiografisch schrijven kan ook je zelfkennis vergroten: schrijven helpt structureren, ordenen en begrijpen; het schrijven van eigen verhalen kan je zo nieuwe dingen leren over jezelf. Precies over deze vraag heb ik een heel boek gemaakt: In mijn koffer op zolder. Levensverhalen van ouderen voor ouderen (Bohn Stafleu van Loghum, Houten, 2008). In dat boek vertellen 27 ouderen waarom ze zijn begonnen met het schrijven van eigen verhalen, welke motieven en wensen ze hadden en wat het bezig zijn met het eigen verhaal hen gebracht heeft. Elk van die 27 mensen bracht het autobiografisch schrijven iets anders. De uitkomsten zijn dus eigenlijk net zo verschillend als de motieven om te schrijven.

Wat heeft het mij opgeleverd?Ik schrijf al mijn leven lang, ik kan niet zonder. Schrijven helpt me uit te zoeken wie ik ben, waar ik ben en hoe ik verder wil. Ik schrijf om te ordenen, om vast te houden, om schrijvenderwijs te ontdekken wat ik eigenlijk voel, beleef, wil en doe. Ik schrijf omdat ik weet dat het vormgeven van gedachten in worden, het vormgeven van woorden in verhalen, het vormgeven van woorden in een boek, omdat al die dingen mij helpen te zijn wie ik ben. Ik leer ook van de mensen waarover ik schrijf. Ik schrijf ook om door te geven, om mijn verhalen te vertellen aan anderen, die er zo iets aan kunnen hebben.

Het schrijven van het verhaal over het zorgen voor mijn moeder was speciaal. Ik had nog nooit zo’n persoonlijk verhaal aan de wereld verteld. Het bracht me in verschillende rondes verschillende dingen. Door het hele verhaal op te schrijven (dagboeken nalezen, situaties kiezen en achter elkaar te zetten) doorliep ik het hele ziekteproces van mijn moeder en mijn zorg voor haar nog een keer. Ik beleefde alles opnieuw, voelde alles opnieuw en kon daardoor veel dingen verwerken. Het was een inhaalslag in verwerking. Tijdens de ziekte had ik vaak niet de tijd en de energie om lang stil te staan bij wat gebeurde. Nu kon ik zo lang ik wilde bezig zijn met elke passage en elk stukje. Soms zat ik huilend achter de computer omdat ik alsnog wilde en moest voelen hoe het geweest was. Soms ook glimlachend en blij met alles wat ik geleerd had. Interessant voor mijzelf was het nadenken over de winst van het zorgen: wat was het dat me op de been hield en wat leverde het zorgen me op? Ik leerde van alles over mijzelf, met name over de diepgewortelde verbinding met mijn moeder en de effecten van haar eigen jeugd op die van mij, op het ziekteproces en op de mogelijkheden om haar te begeleiden. Ik realiseerde me vaak genoeg hoe belangrijk het is het levensverhaal te kennen van mensen met dementie. Zonder levensverhaal heb je geen handleiding voor je handelen!

De grootste angst van mensen is dat ze met hun verhaal anderen kwetsen. Hoe sta jij daarin?Ik vind die angst gerechtvaardigd. In een autobiografie gaat het over jou maar ook over de mensen met wie je leeft en die een rol spelen in je leven. Ik vind dat je niet zomaar, zonder toestemming, feiten en gebeurtenissen uit de levens van anderen de wereld in kunt brengen. En al helemaal niet als die gebeurtenissen jou gekwetst hebben, als je boos was op die anderen of als dingen niet verwerkt zijn. Het is niet moeilijk om mensen te kwetsen met wat je schrijft. Je moet dus ontzettend goed nadenken over wat je wilt vertellen en wat dat betekent voor de mensen die een rol spelen in jouw verhaal.

Ik heb geprobeerd de anderen in mijn verhaal (er waren honderden mensen die in de loop der jaren voor mijn moeder zorgden, plus mijn familie, en het netwerk van mij en van mijn moeder) te respecteren. Ik wilde niemand persoonlijk kwetsen of schaden. Dat was moeilijk, want ik wilde niet de nare kanten van mijn verhaal wegpoetsen. Ik realiseer me dat ik een bloot boek heb geschreven. Ik laat zien, ook in de details van het dagelijkse leven, wat allemaal nodig is en wat er gebeurt als je zorgt voor iemand die dat zelf steeds minder kan – iemand die steeds minder grip heeft op het eigen denken en handelen. Ik vertel een waarachtig verhaal. Niet alleen een verhaal over de voorkant van het zorgen (over het vanzelfsprekende en het heel gewone van het zorgen, over het zo veel mogelijk blijven leven van het gewone leven, over samenzijn en intimiteit, over het beter leren kennen en zelfs meer gaan houden van mijn moeder), maar ook een verhaal over de achterkant (de vermoeidheid, het eindeloze geregel, het standvastige weigeren van de zorg door mijn moeder, haar boosheid en angst, de dingen die mis gingen).

In hoeverre moet je anderen als schrijver beschermen als je met je verhaal naar buiten komt? Hoe pak je dat aan? Over deze vraag heb ik misschien wel het meeste nagedacht tijdens het schrijven. Ik heb veel verteld, en ik heb heel veel niet verteld. Ik heb geprobeerd mijn verhaal met veel mededogen en liefde voor iedereen, zo integer mogelijk, te vertellen. Ik wilde niet beschuldigen, ik wilde laten zien. Wat ik wel en wat ik niet vertelde, was voor mij ook verbonden met de mensen waarover ik schreef. Naar mijn broers en zussen was mijn houding een andere dan naar mensen die werken in de zorg. Ik heb mijn geliefde, mijn broers en zussen het manuscript laten lezen, en na hun commentaar nog passages verwijderd uit de tekst. Mijn geliefden, vrienden en mensen uit het netwerk van mijn moeder heb ik van hen mogen noemen met hun eigen namen. Verzorgenden, hulpverleners en locaties heb ik allemaal andere namen gegeven. Ik realiseer me dat mijn verhaal desondanks door sommige mensen herkend zou kunnen worden. Ik zou het fijn vinden als beroepskrachten in de zorg mijn verhaal als een spiegel kunnen zien. Zodat ze zich afvragen: willen wij zo handelen en doen? Ze lezen in mijn boek wat ze heel goed deden, maar ook waar ze mijn moeder en mij in de steek lieten.Je kunt natuurlijk meer doen: situaties veranderen, je verhaal aanpassen, indikken, uitbreiden, veranderen, fictionaliseren. Dat heb ik niet of zo min mogelijk gedaan. Ik wilde mijn verhaal als herkenbaar verhaal de wereld insturen, niet als fictie. Dat wil niet zeggen dat ik daar tegen ben: ook als je situaties, personen en tijden verandert, kan jouw eigen verhaal er in blijven leven. Ook fictie is vaak autobiografisch. Dat zie je vaak als je na verloop van jaren het oeuvre van auteurs overziet.

Hoe eerlijk moet je zijn in je verhaal? Dat bepaal je zelf. Ik kan daar geen goede raad geven of een mening hebben. Iedere auteur bepaalt zelf de grenzen van de eigen mededeelzaamheid en ieder bepaalt zelf hoe eerlijk hij of zij is, kan zijn of probeert te zijn. Als je weet hoe het werkt met de waarheid, weet je ook dat die niet bestaat, en dat je, zelfs als je probeert helemaal eerlijk te zijn en de waarheid te schrijven, tóch bezig bent met het construeren van een verhaal. Alleen al door het op te schrijven, dik je het in, verander je het verhaal. Je kunt nooit alles vertellen, je moet keuzes maken. Maar je wilt vaak ook niet alles vertellen, ook daarin moet je keuzes maken. En dan lukt het niet eens om alles te vertellen, want alles is oneindig en teveel. Ik had met gemak een boek kunnen schrijven dat 12 keer zo dik was als het boek dat er nu ligt. Dan had ik voor elk jaar van zorgen één boek geschreven, en zelfs de gebeurtenissen in dat jaar zou ik dan maar beperkt hebben kunnen beschrijven. Vertellen wat gebeurt of gebeurde in je leven is kiezen uit een oneindig verhaal. Er is altijd meer dan je kwijt kunt.

En over eerlijk zijn en waarachtig zijn: de een probeert alles zó te vertellen, dat het zoveel mogelijk klopt met de werkelijkheid. Met data, gebeurtenissen in de juiste volgorde, plaatsen en mensen kloppend met hoe het was. De ander dikt situaties in. Vertellen twee gebeurtenissen alsof het er een is, slaan een periode over of zoemen juist in op een periode. En daar kun je nog een heleboel andere stappen in zetten. Het is dus afhankelijk van je doel. Als je een ‘roman’ wilt schrijven, neem je gebeurtenissen en je fantaseert naar hartenlust. Als je een half-autobiografisch boek maakt, gebruik je elementen uit je eigen verhaal, die je met fantasie groter of kleiner dan ze waren neerzet. Als je wilt vertellen hoe het was, probeer je zo waarheidsgetrouw mogelijk te vertellen.

‘Schrijf je aan je boek? Is het al bijna klaar?’ ‘Zo gauw gaat dat niet,’ zeg ik, ‘het is heel wat meer werk, dit zijn nog maar aantekeningen.’ Dat begrijp je. ‘Als mijn boek over jou klaar is,’ zeg ik, ‘wil je het dan mee presenteren?’ ‘Jazeker,’ zeg je. ‘Dan ben ik erbij!’ ‘Goed zo,’ zeg ik. Het idee maakt ons allebei blij. (In: José Franssen: Hou me maar vast. Mijn moeder, Alzheimer en ik. MB Communicatie, Gassel, 2016, bladzijde 26)

José Franssen(25-6-2016)