Zomermiddag aan de Maas

Augustus is begonnen. Het is heerlijk weer en veel belangrijker nog: mijn moeder heeft er zin in. We lopen dus de straat uit, klimmen met veel valpreventieve ondersteuning over de dijk, en dan lopen we langs de Maas. Het boerenwormkruid bloeit en van het enorme margrietenveld van het voorjaar staan de ranke skeletjes van de bloemen tussen hoge distels, witte en paarse bloemen tussen veel wiegend groen. Op de Maas delen grote vrachtschepen het water met plezierjachtjes en de Maashopper die zomers van dorp naar dorp pendelt. Wij zien ze allemaal op ons eerste pauzebankje en mijn moeder geeft vrolijk commentaar. Dat ze haar zinnen niet meer goed kan formuleren deert ons niet, ik begrijp haar meestal volkomen en soms lachen we hartelijk om haar vreemde vondsten. “Ik ben aan het wazelen, hè”, zegt ze dan.

Wát een verschil met de vorige week, toen er geen sprake was van wandelen en mijn moeder mij een hele middag lang bestookte met haar boosheid, woede en verdriet over de voortschrijdende ziekte en het steeds minder kunnen begrijpen van het leven en alle handelingen die erbij horen. “Ik begrijp er helemaal niks meer van”, huilde ze, “ik kan nog geen veter meer dichtknopen, straks kan ik helemaal niks meer…”. En terwijl ze nog nasnikte, werd ze boos. “Waar ben ik hier?” “Wóón ik hier? In déze gevangenis? Wie heeft dat beslist?” Ze wilde weg uit het zorgcentrum, en wel onmiddellijk, ze zou de spullen gaan inpakken. Ze hallucineerde en zag mensen en dingen die er niet waren. En ook nu zei ze wat ze in haar momenten van grote wanhoop vaak herhaalt: “Ik loop de Maas in! Dit is toch geen leven zo…” Alle, álle strategieën en afleidingsmanoeuvres probeerde ik, niets hielp. De gebakjes, de gymoefeningen, het verzorgen van de handen en vingernagels, het voetenbad… Bijna manisch praatte mijn moeder op me in, keer op keer dezelfde vragen stellend, omdat zij al lang weer vergeten was dat ze alles al duizend keer had gevraagd. Op zo’n momenten is vooral geduld belangrijk en moet ik eenvoudigweg wachten tot het weer voorbij is. Wat is het zwaar, dat lijden aan die ongrijpbare ziekte die je stap voor stap alles ontneemt… voor ons allebei trouwens!

Ik geniet dus dubbelop nu. Een blije moeder op deze mooie zomermiddag brengt alles weer in evenwicht. We pauzeren een paar keer en we halen het Kapelletje van Genooi met gemak. En omdat Maria ons al goed kent, gaan we meteen aan de koffie bij de buren. Als we afrekenen nemen we een rozenkrans mee. Op de terugweg fotografeer ik de bloemen en mijn moeder en als we moe maar tevreden weer in het zorgcentrum arriveren, kan ook de avond niet meer stuk.

Gepubliceerd in: Zorgbelang, Gezond lijfblad voor alle Limburgers, nummer 3, 2011