Verhuizen (2)

Nu mijn moeder moet verhuizen, val ik van de ene verbazing in de andere. Overmorgen wordt ze verwacht voor de opname, het woord alleen al. Ik blijf hardnekkig praten over verhuizen. Hoe doen andere mensen dat? Nemen die onmiddellijk vrij van hun werk om alles te regelen? Of huren ze mensen in, via een bedrijf, om de kamer op te knappen, spullen te verhuizen en de ruimte in te richten? Die optie schuif ik meteen terzijde. Ik zie het als een kans voor ons, de kinderen: wíj zijn het die de kamer zullen opknappen en die de verhuizing gaan regelen. Zo kunnen we allemaal actief zijn en kan de verhuizing, net als elke verhuizing, stap voor stap gebeuren. Bovendien kunnen we zo onze moeder, die wel dementerend is maar niet gek, nog zoveel mogelijk betrekken bij het grote gebeuren.

Ik ga bij mijn moeder wonen in de twee weken voor de verhuizing. In haar heldere momenten loop ik met haar door de woning en dan bekijken we uitgebreid welke spullen mee kunnen en welke niet. Het zijn heftige weken: terwijl mijn moeder volop geniet van mijn voortdurende aanwezigheid, moet ze tegelijkertijd telkens weer wennen aan het feit dat ze gaat verhuizen. We hebben veel gesprekken over de noodzaak ervan. Ik twijfel er zelf vaak over, want hoewel ik weet dat het niet anders kan, voel ook ik innerlijk verzet tegen het verpleeghuis. Toch bekijken we plattegrondjes van de nieuwe kamer, en als in een puzzel schuiven we met plaatjes van op schaal nagetekende meubels. We nemen afscheid van het leven in de flat en van de buurvrouwen, we bedanken de thuiszorgvrouwen met gebak. Tijdens de laatste dagen laat ik de gordijnen op maat maken voor de nieuwe kamer en we pakken kleren, serviesgoed en kleine spulletjes in. Ik regel met zussen, broers en zwagers de rest: zij zullen de kamer schilderen en poetsen, waarna er vloerbedekking gelegd kan worden. Als dat allemaal klaar is, neem ik onze moeder mee voor een lang weekend in Maastricht en in dat weekend brengen zij de spullen over, hangen lampen op en zorgen dat de kasten ingeruimd zijn als wij arriveren. Als mijn broers aan het werk zijn in de nieuwe kamer, ga ik er met mijn moeder kijken. Nog steeds wil ze niet verhuizen en al helemaal niet naar een verpleegafdeling. Het is heel verdrietig. Als een ineengedoken vogeltje zit ze te huilen op de rand van het verpleeghuisbed, terwijl de jongens schilderen. We krijgen koffie en maken kennis met de coördinator van de afdeling. Mijn moeder ziet niet één lichtpuntje. Maar als we een uurtje later vloerbedekking gaan uitzoeken, is ze volkomen helder. Ze herpakt zich, herkent de man van Carpetland van vroeger en weet dan precies wat ze wil. Er zijn nog stukjes gezond verstand over. Het zijn voor ons allemaal verwarrende dagen, waarin de twijfel en schuldgevoelens ons bespringen. Als de kamer tenslotte klaar is, ziet het er goed uit: het lijkt er waarachtig een beetje op haar vorige huiskamer en de sfeer is bekend en vertrouwd. Ik ben blij met mijn familie: in krap drie weken tijd hebben we sámen de nieuwe ruimte voor onze moeder aangekleed en ingericht.

Dat neemt niet weg, dat de dag waarop ik tenslotte, na alle zorgvuldige voorbereidingen, mijn moeder naar haar nieuwe kamer op de verpleegafdeling breng, de zwaarste dag in mijn leven is.

Gepubliceerd in: Zorgbelang, Gezond lijfblad voor alle Limburgers, nummer 2, 2010