In de rolstoel

Lang heeft mijn moeder de rolstoel geweigerd. Beslist en duidelijk zei ze dan dat ze geen oude vrouw was en dat ze best kon lopen. Als we wandelden, nam ik haar dus meer dan stevig onder mijn arm. Dat zorgde voor veiligheid en nabijheid en gezellig was het ook. Maar het lopen gaat steeds moeilijker en ze is al een aantal keren eenvoudigweg van de benen gevallen omdat het hoofd de benen niet meer wilde aansturen. Een rollator is geen optie, want haar geschonden reumahanden en de pijnlijke polsen kunnen een rollator niet hanteren.

Het is een prachtige najaarsdag: de zon schijnt en het is niet koud of guur. Ik heb de rolstoel van de afdeling gecharterd en vertel mijn moeder dat we gaan wandelen. Lekker naar buiten, naar het Kapelletje van Genooi en daar een kop koffie drinken. Ze heeft er zin in en lekker ingepakt in een warm vest gaan we op stap, mijn moeder, de rolstoel en ik. In eerste instantie loopt zij achter de stoel, die haar toch enig houvast geeft, maar al na een paar straten lopen wordt ze moe. ‘Ga lekker zitten’, zeg ik, ‘daar is die stoel voor.’ Zonder enig protest gaat ze zitten. Deze keer is het moment, waarop de hulp aanvaard wordt, geruisloos gekomen.En zo maken we onze eerste rolstoelrit samen. We lopen over het vertrouwde pad langs de Maas, kijkend naar de boten, de herfstkleuren en de vogels, en we drinken als altijd onze heerlijke cappuccino in het koffiehuis bij het kapelke. Ik moet oefenen met de rolstoel, die af en toe afwijkt naar links of rechts. Stoepen op en af is een kunst apart, ontdek ik en lachend zit mijn moeder in de stoel als ik haar achterstevoren over een wildrooster op ons pad hobbel. We maken er een spelletje van en zo word het een vrolijke wandeling. Af en toe dut mijn moeder weg in de stoel, ze zit lekker weggekropen in haar vest, kijkt soms even op en om zich heen, ontdekt dan dat ik er ben en alles is goed. We hebben een fijne middag samen, al wordt ze tegen het einde van de wandeling een beetje bang omdat ze niet weet waar ze is en omdat ze mij niet ziet. Vanaf dat moment raak ik haar veel aan en ik buig me vaak even naar haar toe om iets te zeggen. Zonder kleerscheuren arriveren we weer in het zorgcentrum en mijn goede zin over deze geslaagde activiteit werkt door op mijn moeder.

Een paar dagen erna krijgen we toestemming voor een eigen rolstoel, zodat we op elk mogelijk moment de stoel tot onze beschikking hebben als we er uit willen gaan. Het is een van de weinige momenten dat ik iets van luxe ervaar in het zorgpakket van mijn moeder.

Gepubliceerd in: Zorgbelang, Gezond lijfblad voor alle Limburgers, nummer 4, 2012