De oogoperatie

We hebben hem gevonden, de oogarts met echte zorg voor mijn moeder. Een lotje uit de loterij! Hij neemt de tijd, praat langzaam en duidelijk en legt alles wel drie keer uit. En hij is méér dan bereid mijn moeder, mét haar ziekte van Alzheimer, serieus te nemen. We zijn unaniem: hij is een schat. Als we dan ook nog van een mevrouw in de wachtkamer horen dat hij een specialist is in staaroperaties en dat hij bekend staat om zijn kundigheid, is het helemáál goed. Nu moet het er dan toch maar van komen, die oogoperatie.We gaan niet over één nacht ijs. De eerdere, mislukte staaroperatie (zie 'Een kleine ingreep’) heeft onuitwisbare sporen getrokken, ondanks mijn moeders lekkende geheugen. Haar angst is nu nóg groter, vooral voor de algehele narcose die noodzakelijk is gebleken. Ik informeer bij een anesthesist naar narcosemiddelen die geen schade veroorzaken. En we gaan herhaaldelijk op consult, niet alleen om het oog te laten onderzoeken, maar vooral ook om met de oogarts te bespreken hoe nodig de operatie is en wat de risico’s en de perspectieven zijn. Het ís mogelijk dat mijn moeder veel beter gaat zien na de ingreep, maar als haar problemen vooral veroorzaakt worden door de dementie, zal een nieuwe ooglens niet veel verbetering brengen. Toch raadt hij ons aan te kiezen voor de ingreep, onder het motto: ‘Baat het niet, dan schaadt het niet’.

Maar wat is het een organisatie en wat een overleg is er nodig! Voor elke afspraak in het ziekenhuis ben ik een dag kwijt om mijn moeder op te halen, haar te begeleiden en weer terug te brengen. Aan elk loket moet ik uitleg geven. Over mijn moeders ziekte, de algehele narcose die is voorgeschreven en over de noodzaak haar zoveel mogelijk te begeleiden, vóór en na de ingreep. Ik wil een nieuw spektakel kost wat kost voorkomen.De fabriek die ziekenhuis heet, is nog niet erg bekend met dementerende ouderen, zo blijkt. De post gaat steevast naar het verkeerde adres, waardoor mijn moeder keer op keer in paniek raakt. Op het spreekuur bij anesthesie moeten we uren wachten. En bijna niemand die daar mededogen voelt voor de angstige oude vrouw die mijn moeder is. Ik moet al mijn invoelingsvermogen, humor, aandacht, liefde en vakkennis inzetten om er telkens weer voor te zorgen dat ze mee blijft doen in dit circus. Hoe vaak zegt ze niet: ‘Wat doen we hier eigenlijk?’, ‘Die operatie vind ik ook helemaal niet zo nodig’, ‘Doe je jas aan, we gaan!’Als mijn moeder dan ten slotte geopereerd is, als de oogarts vertelt dat alles naar wens is verlopen, als ze na uren wakker is geworden uit haar roes, als ik haar mét oogkapje in een rolstoel naar de uitgang van het ziekenhuis heb gereden om een hele week bij mij te logeren, heb ik het gevoel dat ik een hoge berg heb beklommen en bovenop de top sta. De afdaling wacht nog.

We maken er een gezellige week van met veel activiteiten die de aandacht afleiden. Etentjes met vriendinnen die nieuwsgierig zijn naar mijn moeders ervaringen, wandelingetjes in de stad en de omgeving… Van ’s morgens vroeg tot aan het slapen gaan ben ik in touw. Om mijn moeder de weg te wijzen in mijn huis, te voorkomen dat ze tijdens de eerste nachten in haar oog wrijft en haar de les te lezen als ze toch weer bukt of tilt (want dat mag je niet na een staaroperatie). Maar bij het lezen van de krant of het televisiekijken heeft mijn moeder niet het idee dat ze nu beter kan zien. En hoewel ik al lang geleden ben opgehouden alles wat ze zegt voor waar aan te nemen, geloof ik haar: ook ík merk geen verbetering. Bij een controle een paar weken later wordt dat bevestigd. Hoewel de operatie is gelukt en de staar is verdwenen, ziet mijn moeder niet beter... Maar haar opluchting is groot. Nu is de staaroperatie aan haar andere oog tenminste overbodig. En ze hoeft niet eens een nieuwe bril te kopen!

Gepubliceerd in: Denkbeeld, tijdschrift voor psychogeriatrie, augustus 2007