Snipperbericht 31

WERKEN MET LEVENSVERHALEN EN HERINNERINGEN IN DE GGZGesprek met Anita de Gouw (beeldend creatief therapeute) en Marlène Raaijmakers (psychologe)Artikel in PsychoPraxis, jg. 9, nr. 4, 8-2007

In het werken met ouderen kreeg (re-)constructie van het eigen (levens)verhaal de laatste jaren steeds meer betekenis. Reminiscentiewerk begon een vaste plaats te krijgen in het scala van methodieken die helpen ouderen de zeggenschap over hun eigen leven zoveel mogelijk vast te laten houden. Verhalen helpen actief en betrokken te zijn en de verbinding te blijven voelen met de eigen achtergrond en geschiedenis. Ze kunnen een identiteitsversterkende werking hebben. Publicaties in vakbladen benadrukten de vele ingangen en de talrijke mogelijkheden om met het eigen verhaal bezig te zijn, zowel individueel als in groepssituaties: het maken van levensboeken, het werken met foto’s en beeldmateriaal, het luisteren naar muziek en het zingen van liedjes, het voorlezen en vertellen van verhalen. De noodzaak van zorg op maat en de omslag van aanbodgericht naar vraaggericht werken intensiveerden de aandacht voor het individu en het eigen levensverhaal. Het ondersteunen van de autonomie van ouderen, het besef dat ouderen recht hebben eigen keuzes te maken en hun leven te leiden volgens hun eigen leefstijl, verlangens en wensen veronderstelt bovendien kennis van en luisteren naar het eigen verhaal: hoe anders kunnen ouderen gezien worden als ervaringsdeskundigen? Bij de zo noodzakelijke cultuuromslag, zowel in het denken van de ouderen zelf als van verzorgenden en hulpverleners, kan het werken met het eigen levensverhaal een rol van betekenis spelen.

Tien jaar geleden ontmoetten beeldend creatief therapeut Anita de Gouw en psychologe Marlène Raaijmakers elkaar tijdens een studiedag over het werken met levensverhalen. Beiden werkten met ouderen en waren op zoek naar werkwijzen die pasten bij de behoefte van veel mensen om hun verhaal te vertellen. Over deze zoektocht sprak ik met hen.

Invalshoeken voor het werken met levensverhalenWerken met levensverhalen betekent per definitie balanceren op de grens van verschillende disciplines, geïnspireerd door verworvenheden uit verschillende vakgebieden. Ondermeer Marilee Zdenek, Mihaly Csikszentmihalyi, Margaret Boden, Julia Cameron publiceerden over creativiteit en creativiteitsontwikkeling. Op het terrein van poëzie en therapie is er het Journal of Poetry Therapy, een interdisciplinair tijdschrift op het gebied van taal en therapie. Enkele auteurs: Gabriële Rico, Matthias Marschik, Louise De Salvo, John Fox, Stephen J. Lepore en Joshua M. Smyth. Informatie over de werking van het geheugen en herinneringen is o.a. te vinden in het werk van Faith Gibson, Joanna Bornat, Barbara Haight, R. Butler, Daniel Schagter, Elisabeth Loftus, Stefan Granzow. Boeken over de aard van de autobiografie zijn er inmiddels vele, zowel vanuit literatuurtheoretische invalshoek, vanuit sociologische, historische als vanuit religieuze achtergronden. Volkomen willekeurig en volstrekt onvolledig: Walter Sparn, Günther Bittner en Volker Fröhlich, Günter Niggl, P. Spigt, Günter Waldmann, Gabriele Rosenthal en Hilarion Petzold.Ook concrete beschrijvingen van werkwijzen en methoden zijn inmiddels talrijk en veelvormig, bijvoorbeeld van Tristine Rainer, Dan Wakefield, James Birren, B. Hateley, C. Greben en S. Kopinitsch-Berger, Judith Barrington, Herbert Gudjons e.a., Sabine Gieschler, Anne Ancelin Schützenberger. In Nederland: Gabriël Prinsenberg, Ton van Oosterhout en José Franssen. Onderzoek in Nederland over het effect van het werken met levensverhalen in de geestelijke gezondheidszorg wordt sinds een paar jaar opgezet en uitgevoerd door het Trimbos-instituut.

Hoe zijn jullie met het werken met levensverhalen in aanraking gekomen?Anita: ‘Het werken met ouderen werd net opgezet en ik had me daarvoor aangemeld. Ik werkte met jongeren en dat was heel heftig: jongeren testen je uit, het werken met hen heeft opvoedkundige accenten, ik vond dat ik thuis al genoeg bezig was met opvoeden. Ik werkte graag met ouderen: kon met hen beter afspraken maken en meer dan met jongeren gezamenlijk de therapie vormgeven, het was gelijkwaardiger. Als het over vroeger ging, werd iedereen wakker en ging rechtop in de stoel zitten, daardoor betrok ik het verleden steeds meer in mijn opdrachten. Ik liet ouderen een plaats schilderen waar ze ooit waren en waar ze het fijn gevonden hadden, we spraken over het vieren van kerstmis vroeger thuis en mensen maakten maskers terwijl ze zich de carnaval van vroeger herinnerden. Toen we op die studiedag een tekenopdracht kregen over grootmoeders en andere oude mensen in ons levensverhaal, werd ik er helemaal door gegrepen: het sloot naadloos aan bij mijn werk, het was toch iets nieuws, ik vond het hartstikke leuk en er zat voor mij toekomst in.’Marlène: ‘Ook voor mij kwam die dag als geroepen: ik merkte in mijn gesprekken met ouderen dat mensen vaak teruggrepen naar vroeger, ik had gelezen over reminiscentie maar kon nog niet goed bedenken wat ik er zelf mee kon. Tijdens de studiedag ontdekte ik een heel nieuwe manier van werken, die ik wel moeilijk en een beetje eng vond met al die creatieve opdrachten, maar die me ook enthousiasmeerde. Ik  vond het geweldig dat je simpelweg kunt benadrukken dat elk verhaal uniek is. Ik kwam terecht in een groepje met Anita en het ging meteen goed tussen ons. Ik zat heel precies en nauwkeurig mijn oma te tekenen, terwijl ik zag dat Anita snel iets in elkaar flanste. Dat vond ik fascinerend: zó kan het dus ook! Na de studiedag zijn we gaan samenwerken, met het materiaal van die dag zijn we gewoon begonnen.’

Jullie hebben een eigen draai aan het werken met levensverhalen gegeven. Hoe ziet die er uit? ‘We ontwikkelden een cursus van acht weken die we Levenswerk noemden. Ouderen met depressieve klachten die deelnamen in deeltijdprogramma’s en ouderen die ambulante hulpverleningscontacten hadden, werden uitgenodigd mee te doen aan deze intensieve cursus, waarin ze twee keer per week bij elkaar kwamen. In het begin van de week waren er gespreksbijeenkomsten onder leiding van Marlène en een collega psycholoog rond thema’s uit het eigen levensverhaal. Die thema’s lagen niet van te voren vast.  Het leven werd volgens de life-review-methode in fases behandeld: kindertijd, adolescentie, en zo verder. Het was een terugblikken op het leven als geheel: het opmaken van een balans en het eigen leven (weer) als zinvol en waardevol gaan beschouwen, waren de doelen. Er werden herinneringen opgehaald, eigen stukjes van het levensverhaal opgeschreven en wie wilde kon daarna iets uit het eigen verhaal vertellen aan de anderen. De verhalen werden niet voorgelezen aan elkaar. Na de gespreksbijeenkomst bespraken we wat er aan de orde was geweest en zo zorgden we voor een goede aansluiting van het eerste op het tweede deel van het programma in elke week. In het tweede deel van de week werden vervolgens de emoties en gevoelens die verbonden waren met de betreffende levensfase, verbeeld in een creatieve therapiesessie onder leiding van Anita. (...) Na een piepklein cursusje kleurenleer en kleuren mengen, maakte elke deelnemer een eigen lijst met kleuren, en mengkleuren, waarbij elke kleur een nummer kreeg. Ook maakte elke deelnemer een eigen lijst met emoties en gevoelens en de kleurencombinaties die daar voor hen bij pasten. Zo kon bijvoorbeeld de één achterdocht verbinden met de kleur lichtblauw, terwijl een ander voor achterdocht de kleur rood koos. De deelnemer ging vervolgens voor zichzelf na welke gevoelens een rol speelden in iedere levensfase. Deze gevoelens werden per levensfase in de door hem gekozen kleur weergegeven. Alle levensfasen samen vormden iemands levensboek’ (1).

Was die cursus voor iedereen te volgen?‘Voor veel mensen was dit een moeilijke cursus, al waren er veel mooie en leuke momenten en waren de resultaten aan het eind prachtig. Mooi was ook, dat mensen zonder probleem hun geheimen voor zichzelf konden bewaren doordat het levensboek alleen de kleuren liet zien, maar niet de daarmee verbonden emoties en gebeurtenissen. Als tijdens de laatste bijeenkomst alle papieren op een rij lagen, zag dat er altijd práchtig uit. Mensen vertelden dan over hun eigen leven wat ze kwijt wilden. Achteraf beoordelen wij deze cursus als te complex: met het concept wordt nog wel gewerkt binnen individuele therapieën, maar we denken inmiddels heel anders en veel gedifferentieerder over de aansluiting tussen het schrijven en vertellen van het levensverhaal en het beeldend werken.’

Jullie werken niet alleen met levensverhalen maar ook met herinneringen. Hoe gaat dat in z’n werk?‘In diezelfde periode zijn we ook begonnen met een vaste activiteit rond het schrijven van levensverhalen voor ouderen die in deeltijdbehandeling waren. Tijdens acht bijeenkomsten werden herinneringen opgehaald rondom thema’s, die opgeschreven werden. We vinden het nog steeds leuk, dat we gewoon maar heel enthousiast begonnen zijn, maar we zouden nu nooit meer hele tassen vol spullen aanslepen om het herinneren op gang te brengen. We  bouwden tafels vol, waardoor we veel mensen overprikkelden en zij maar niet konden kiezen. Zo hadden we een bijeenkomst over rituelen, en wij vroegen ouderen zich te concentreren op één voorwerp, terwijl alle dingen op de tafel bleven liggen. Mensen konden daardoor niet kiezen, hadden geen overzicht meer en het verliep allemaal niet erg gestructureerd. Maar: het stimuleerde wel, en er werd een heleboel gepraat, en zowel de ouderen als wijzelf vonden het erg leuk. (...) Onze eerste ervaringen waren erg belangrijk. De sfeer was gezellig en prettig, we zagen mensen ineens van heel andere kanten, de ouderen hadden zelf meer contact met elkaar (ook buiten de cursus in de huiskamer, er was veel minder gezeur), en wij kregen er zelf energie van. Zo was er bijvoorbeeld een mevrouw die altijd aan het zeuren en protesteren was, die een stukje schreef over hoe ze een keer met Sinterklaas de cadeautjes, die haar ouders in de kast verstopt hadden, ontdekte. Toen ze het stukje voorlas, was duidelijk dat ze het erg leuk vond om dit verhaal te vertellen  en we ontdekten ineens een heel andere mevrouw, ze zag er ook anders uit en de mensen in de groep hingen aan haar lippen. Mensen ontdekten nieuwe sporen, en wij merkten enthousiast dat het werkte. We kregen dat ook terug van de ouderen, ze kwamen graag, zaten al tien minuten van te voren te wachten bij het lokaal, terwijl we ze vroeger altijd moesten gaan halen. We merkten ook hoe snel we vertrouwd raakten met de ouderen, dat er een sfeer van openheid en vertrouwen groeide, en dat mensen zich veilig voelden. Het mooie was ook, dat iedereen eigen herinneringen heeft en uniek is. Niveauverschillen bleken helemaal niet zo bepalend te zijn, omdat iedereen een eigen verhaal heeft.’

Hoe heeft jullie aanpak zich ontwikkeld? ‘Toen we een tijdje bezig waren, volgden we een intensieve training rond het werken met levensverhalen. De training hielp ons geweldig: de principes van het werken met herinneringen werden veel duidelijker en die begonnen we nu ook toe te passen. We begonnen meer structuur aan te brengen, overlaadden mensen minder met impulsen, gaven elke oudere een eigen map voor de geschreven teksten en de werkstukken. We zijn meer gaan voorlezen als impuls en startpunt van oefeningen. We verhuisden van de huiskamer naar de creatieve ruimte, waar alle gereedschappen en  materialen  voorhanden waren en de hele sfeer gericht was op het doen van dingen. We begonnen meer en meer te experimenteren met creatieve opdrachten, werkten steeds meer beeldend. We leerden veel over onderwerpkeuze en het veld van onze thema’s werd breder door de boeken die we lazen (2,3). We ontdekten veel over de impact van de oefeningen door ze zelf te doen in de training en we gingen voorzichtiger om met oefeningen dan in het begin. (...) Dat we zelf nog veel moesten leren, was helemaal geen bezwaar: we vertelden het eenvoudigweg aan de ouderen. Gaandeweg kregen we ook meer zicht op wat er bij de cliënten gebeurde. In de eerste fase was er vooral enthousiasme en plezier, maar na verloop van tijd ontstond er meer diepgang en gebeurden er ook andere dingen. Het was voor ons geweldig om de groep samen te begeleiden; we vulden elkaar uitstekend aan en konden de kwaliteiten van de ander heel erg waarderen. We leerden ook veel van elkaar’.

Waarom moet een GGZ-instelling deze werkwijze in zijn zorgprogramma opnemen?‘Het vertellen van en vormgeven aan eigen verhalen zorgt voor een vermindering van klachten bij ouderen die wij in ons werk ontmoeten. Door te focussen op positieve herinneringen verbetert de situatie, mensen zijn daardoor niet meer uitsluitend bezig met hun klachten en hun klachtenpatronen, maar ze oriënteren zich ook meer op overlevingsstrategieën, op positieve gebeurtenissen en herinneringen. Ouderen ontdekken gaandeweg dat ze goed zijn zoals ze zijn, hun eigenwaarde en besef van eigen identiteit groeit, het zelfvertrouwen gaat daarin mee en ze ontdekken door de combinatie van verbaal en non-verbaal bezig zijn nieuwe aspecten van zichzelf, ze ontdekken nieuwe mogelijkheden. Dat leidt tot nieuwe ideeën over wat mensen nog willen met het leven dat ze voor zich hebben, ze ontwikkelen een nieuw perspectief. Het in een groep delen van stukjes uit het eigen levensverhaal leidt tot verbondenheid, sommige mensen doen nieuwe contacten op en er ontstaan vriendschappen. (...) Zowel de cliënten als de hulpverleners ontwikkelen een andere kijk op hulpverlening waarbij het benadrukken van competenties centraal staat. Als hulpverlener doe je gedeeltelijk mee in het proces en je kunt gericht gebruik maken van je eigen ervaringen en verhalen. Dat is inspirerend en de werkwijze is daardoor ook heel leerzaam en boeiend voor de begeleiders.’

Jullie werken ook samen met het Trimbos instituut‘Na de training hebben we ons werk binnen de GGZ verbreed. We werkten nu binnen het ouderenwerk met verschillende groepen, waarbij we gedifferentieerder omgingen met de mogelijkheden en beperkingen van de deelnemers. Niet alle deelnemers schreven bijvoorbeeld graag of gemakkelijk, waardoor we meer andere werkvormen gebruikten. Zo werd het voorlezen belangrijker, mede omdat we hoorden en lazen over de resultaten van het project Luisteren in je leunstoel (4). Wat later boden we ook de cursus Op zoek naar zin aan (5), ontwikkeld door het Trimbos-instituut en voortkomend uit dezelfde koker als het werk dat we al ontwikkeld hadden. Het sloot naadloos aan bij ons aanbod. Het was wat wij al deden. De cursus is een vast onderdeel van ons preventieaanbod geworden. Na verloop van tijd zijn wij zelfs voor het Trimbos-instituut de trainingen voor collega’s gaan verzorgen’.

Jullie verzorgen niet alleen cursussen voor cliënten maar ook voor collega’s‘We werden ook gevraagd voor workshops. Binnen onze eigen teams merkten de collega’s dat wij zoveel plezier hadden in ons werk, ook cliënten vertelden erover. We werden  gevraagd om teambuilding bijeenkomsten voor teams binnen de eigen instelling te verzorgen op basis van de herinneringsmethode. Zo was er een bijeenkomst voor secretaresses, die aan de hand van één meegebrachte schoen herinneringen ophaalden, verhalen vertelden en schreven en een blanke klomp beschilderden met de kleuren en vormen die bij de eigen schoen en het eigen verhaal pasten. Er was een training voor verpleegkundigen waarin de oefening rond de eigen handen gedaan werd(2). En in een groep mensen die bijeen kwam in verband met het begeleiden van eetstoornissen stonden oefeningen centraal rond eten en drinken en het uitnodigen van gasten aan tafel (4). We organiseerden ook een kennismakingsworkshop voor belangstellende collega’s binnen onze instelling. Zo probeerden we de methode waarover wijzelf zo enthousiast waren, verder bekend te maken. En welke groep we ook begeleidden, iedereen was steeds enthousiast en stond versteld van de mogelijkheden. Men kon zelfs in zo’n korte tijd ervaren dat de methode veel veiligheid biedt en dat je als deelnemer zelf de regie in handen houdt, dat de oefeningen speels zijn terwijl je toch diepgaand met essentiële dingen bezig bent. Collega’s ontdekten hoe goed het hen deed dat het leuk was en dat de methode gericht is op de positieve levenservaringen zonder de verdrietige te ontkennen of negeren. Dat leverde in de meeste gevallen ook onmiddellijk veel discussie op, omdat het gericht zijn op kracht en positieve gezonde aspecten in levensverhalen van cliënten een enorme omslag is in het denken van veel hulpverleners. Mag je wel zo expliciet bezig zijn met de mogelijkheden en de kracht van mensen, die komen met een probleem? Moet je niet meer aandacht geven aan de problemen en het ziekteverhaal? (...) Hoe klein de workshop ook was, bijvoorbeeld een half uur, voorafgaand aan een teamvergadering en bedoeld om de Op zoek naar zin-cursus in hun aandacht te brengen, de oefeningen maakten veel los en gaven stof voor boeiende gesprekken over vernieuwing in ons werk.’

Heeft het geven van deze cursus nog iets voor jullie zelf betekend?Anita: ‘Ik heb door het geven van de cursussen en het nadenken over het werken met herinneringen en het werken met verhalen geleerd dat je als hulpverlener de nadruk moet leggen op de positieve ervaringen, dat je competenties moet benadrukken en niet ziekte, gebreken en dingen die verloren zijn of die onbereikbaar zijn. In mijn werk als beeldend therapeut ben ik steeds meer met ‘taal’ gaan werken. Ik merk dat er een verdieping plaatsvindt als er aan het beeldend werk achteraf ‘woorden gegeven worden’. Ook collega’s van beeldende therapie maken hier steeds meer gebruik van.’Marlène: ‘Ik ben veel meer en dieper gaan beseffen, dat ik ben die ik ben, en dat een ander ook is die hij is. Dat ieder doet wat in zijn vermogen ligt. Deze werkwijze past bij mij. En als je de methode begrijpt en er voor de volle 100 % achter kunt staan, straal je dat ook uit. Dat is heerlijk, dat de deelnemers tegen ons zeggen: ‘Zoals jullie het doen, móet je het wel leuk gaan vinden! Sinds onze samenwerking zie ik veel meer de mogelijkheden en het belang van non-verbale therapie; cliënten kunnen hun gevoelens soms moeilijk onder woorden brengen, maar wel op een andere manier tot uitdrukking brengen. Ik verwijs vaker cliënten door.’

Wat is jullie aanbeveling? ‘Het werken met levensverhalen is voor iedereen! Het is overal bruikbaar, zowel in groepen als in individuele contacten, voor mensen van alle leeftijden en met verschillende achtergronden. Begin ermee en ervaar hoe inspirerend het kan zijn! Al doende word je steeds nieuwsgieriger en ontdek je steeds meer mogelijkheden.’

Literatuur

1. Anita de Gouw: Levenswerk. Een module van de discipline creatieve therapie beeldend. In: GGZ-Forum, GGZ Midden-Brabant, Tilburg, augustus 2001

2. José Franssen: Van vroeger. Levensverhalen schrijven met ouderen. Bohn Stafleu van Loghum, Houten, 1995

3. Huub Buijssen, Karin Poppelaars: Reminiscentie. Een handleiding voor de praktijk. Intro, Baarn, 1997

4. José Franssen: Luisteren in je leunstoel. Handboek voorlezen aan ouderen. Bohn Stafleu van Loghum, Houten, 2004. Hierin staat een lijst met alle publicaties over het project.

5. José Franssen, Ernst Bohlmeijer: Op zoek naar zin. Een cursus rond het eigen levensverhaal voor ouderen met depressieve klachten. Trimbos-Instituut, Utrecht, 2003

Drs. Marlène Raaijmakers was als GZ-psycholoog werkzaam bij GGZ Midden-Brabant - inmiddels met pensioen

Anita de Gouw werkt als creatief therapeut beeldend Bij GGZ Midden-Brabant (a.degouw@ggzmb.nl)

José Franssen(2007)