Snipperbericht 2

Lessen van een petemoei

Als we ver kunnen kijken, is het omdat we op de schouders van onze voorouders staan (Catalaans gezegde)

Ik blader in oude schriftjes. 1985: mijn eerste schrijfcursus. Ik had ervaring in het werven van en werken met groepen in het vormingswerk opgedaan en ik werkte al enige jaren als docente methodiek randgroepjongeren op een Sociale Academie (inmiddels hogeschool). Neerlandicus was ik niet, ik wist weinig over schrijfdidactiek, taal en creativiteit en het waren mijn eigen schrijfplezier, enthousiasme en leergierigheid die me motiveerden. Ik huurde de bestuurskamer in het gebouw van de harmonie. De kamer hoorde bij een grote zaal waarin musiceren en kienen hoofdactiviteiten waren. Ik ruik nog de resten van sigarenrook in de bestuurskamer. We werkten er aan een prachtige ronde tafel in een hoog lokaal met grote ramen. Ik maakte een folder en wervingsplan, presenteerde vol vuur mijn cursus, en voilá, daar was een groep en mijn ontwikkeling als schrijfdocent kon beginnen. Als ik nu zie hoe mijn programma in elkaar zat, moet ik lachen. Ik bood eenvoudigweg aan wat mijzelf interesseerde en waar ik toevallig al iets over wist. Een ratjetoe vind ik het nu: associatieoefeningen, voorwaarden voor het schrijven, schrijfblokkades, favoriete auteurs, dagboeken, brieven en verslagen schrijven, ik liet het met gemak allemaal aan bod komen in mijn cursus. En het functioneerde! Van het lesgeven leerde ik zelf natuurlijk het meeste!

Van het een kwam het ander en toen ik les ging geven in het creatieve centrum van de stad, kreeg ik te maken met ‘benoembaarheidseisen’. Nora van de Inspectie Kunstzinnige Vorming (die inspectie bestaat niet meer) kwam kijken hoe ik het deed, lesgeven. En zo begon een ander, heel nieuw leerproces. Want Nora kende het hele veld, ze wist met wie ze mij in contact moest brengen, ze reikte mij boeiende literatuur aan over creatief schrijven en wat het allerbelangrijkste was: ze prees me de hemel in. Geen woord over het samengeraapte mengsel van inhouden dat ik presenteerde in mijn lessen. Geen gram kritiek, geen één streep met een rood potlood door mijn werk! Nora gaf complimenten over wat ik goed deed. Ze zag dat mijn deelnemers van me hielden, dat ze graag kwamen en dat ze iets leerden, wat het ook was. Ze vond de opbouw van mijn lessen goed en logisch, ze vond het geweldig dat ik na elke les een evaluatie schreef en mezelf becommentarieerde, want daardoor kwam ik belangrijke dingen over het lesgeven op het spoor. Ze bevestigde mij. Ze vond het geweldig dat ik als autodidact gewoon aan de slag was gegaan. Maar ze gaf me ook tips, aanwijzingen en handvaten, over het concreter formuleren van mijn opdrachten aan de groep, over het uiteen halen van schrijfoefeningen in stappen en de logica in de opdrachten, over het tempo van werken en de tijd die nodig is om het creatieve proces op gang te brengen. Ze zei tegen mij: lees dat boek en dat en dat (drie concrete titels noemde ze). Ze zei: bel die en die op en ga met haar praten, jullie hebben elkaar iets te bieden (ze is een vriendin geworden!). Ze zei: ga naar die en die bijeenkomst en dat congres, want dat zal je inspireren. Zo wees ze me de weg in een land waarin ik net was binnengewandeld. Nora werd mijn ‘petemoei van het schrijven’. Ze kwam nog een keer, gaf me mijn bevoegdheid, bleef me ondersteunen en stimuleren. Ik ontmoette haar daarna heel regelmatig en ze werd mijn ‘voorbeeld’ (niet te verwarren met goeroe!). Als ik me iets afvroeg of als ik tegen grenzen aanliep in mijn schrijfgroepenwerk, vroeg ik me vaak af: hoe zou Nora dat aangepakt hebben? Dat hielp.

Als ik nu nadenk over de belangrijkste dingen die ik van haar (en ook van anderen en van mijzelf) geleerd heb, komt het volgende in me op:

- Prijs je leerlingen. Bevestig hen, zeg wat ze goed doen, doe alles om hun enthousiasme en bevlogenheid te voeden. Geef heel concrete aanwijzingen ter verbetering. Geen kritiek, geen rood potlood, maar voorstellen en vragen: misschien zou je dit eens… als je dit nu eens zus en zo probeert…

- Doe mee in je schrijfgroepen. Blijf niet altijd aan de rand staan als de ‘deskundige’, maar ga af en toe mee het diepe in. Schrijf mee met je eigen schrijfoefeningen. Dan ervaar je zelf aan den lijve het effect van wat je verzonnen hebt en hoe het werkt. Bovendien maak je jezelf daardoor (behalve docent of begeleider) ook tot deel van de groep. Zeker bij het werken met levensverhalen kan dat iets toevoegen: ook jij bent een heel gewoon mens met een eigen verhaal.

- Formuleer je schrijfopdrachten voor de groep zo concreet mogelijk, stap voor stap. Geef niet teveel informatie tegelijk. Hoe vager je opdracht, hoe meer je mensen laat zwemmen: je laat ze dan eigenlijk alles zelf uitzoeken, waardoor iedereen maar wat doet.

- Neem je deelnemers mee in de sfeer van je opdrachten, dat wil zeggen: gun ze de tijd om er in te komen. Ga niet te snel en breek niet plompverloren in als iedereen nog volledig in de flow is. Maak tijd en neem de tijd om het creatieve proces op gang te brengen en te houden. Als je teveel wilt in een les (teveel oefeningen, teveel thema’s, teveel van wat anders), blijft alles ergens aan de oppervlakte hangen en juist bij het werken met levensverhalen en het zoeken naar en opgraven van herinneringen is tijd en eenvoud in het aanbod belangrijk om diepgang te vinden.

- Zorg voor logica in de opbouw van je opdrachten. Waarom nu deze opdracht? Hoe sluit deze aan bij de vorige? Waarom deze stappen?

- Wees niet te rigide in het vasthouden aan je eigen programma-opbouw. Durf af te wijken, dingen weg te laten of toe te voegen. Dat lukt overigens alleen maar als je je programma wel precies kent en hebt voorbereid. Ik schreef vroeger en nu nog meestal, mijn programma nauwkeurig in stappen uit op papier, vaak mét een aantal alternatieve oefeningen, uitbreidingen of zijpaadjes. Het feit dat ik alles zorgvuldig had voorbereid gaf me ruimte om af te wijken en mee te bewegen in de stroom.

- Zoek mensen met wie je kunt uitwisselen, collega’s.Als je met elkaar bekijkt wat je doet en hoe en waarom, leer je veel van elkaar, inspireer je elkaar en vul je elkaar aan.

- Lees interessante literatuur over je vak, en gebruik daaruit wat je boeit in je werk.

- Ga naar bijeenkomsten waar je gevoed en geïnspireerd wordt: neem zelf les, hoe dan ook. Volg een workshop, cursus of training van een collega, bezoek een congres of netwerkbijeenkomst.

- Vraag collega’s af en toe om een les van je bij te wonen.Niemand kan je gerichtere feedback geven op je lesgeven dan een collega.

Met dank aan Nora! Tot slot nog een citaat:

… op de elektrische typmachine waarop de nog altijd computerloze Marías schrijft. ‘Soms typ ik het manuscript wel vijf of zes keer over. Je kunt dat tijdverlies vinden, maar ik schrijf niet om tijd te winnen. Ik schrijf om tijd te voelen. En ook om tijd te verliezen. Daar komt bij dat als je je tekst overtypt, hij steeds meer van jou wordt.’Marias’ vertellers zijn zich hyperbewust van de hen omringende werkelijkheid. De inhoud van een vuilnisbak is voldoende aanleiding voor een paginalange gedachtenstroom. Heeft Marias dit hyperbewustzijn zelf ook in het dagelijks leven? ‘Alleen als ik schrijf. In het dagelijks leven ben ik nogal afwezig. Ik spreek weleens lezers die het gevoel hebben dat ze in mijn aanwezigheid op hun hoede moeten zijn, omdat ik alles zie en precies weet hoe ze gekleed gaan, wat voor soort schoenen ze dragen en wat dat over hen zegt. Dat verbaast me, want dat is helemaal niet waar. Ik ben geen goede observator. Maar misschien merk ik meer op dan ik denk, want bij het schrijven herinner ik me soms dingen waarvan ik niet wist dat ik ze had opgemerkt.’ (Uit een interview van Maarten Steenmeijer met de Spaanse auteur Javier Marías, naar aanleiding van zijn roman De verliefden. In De Volkskrant van 23 juni 2012)

José Franssen(8-9-2012)