Wennen op de verpleegafdeling

Het valt niet mee om te wennen aan het leven op de verpleegafdeling. Mijn moeder wordt elke ochtend wakker in een voor haar volkomen vreemde omgeving. 'Waar ben ik hier? Waarom ben ik hier? Wie heeft dat beslist? Waneer kan ik naar huis?' Net als zoveel andere dementerenden wil ze onmiddellijk naar huis. 'Wat moet ik hier in dat grote huis met die lange gangen?' En wat moet ze met allemaal die onbekenden die haar kamer binnenkomen: bewoners die de weg kwijt zijn, verzorgenden die haar willen helpen en begeleiden… 'Hier wil ik niet wonen!' Ze zegt het keer op keer, pakt dan haar tas in en komt tot de ontdekking dat ze niet weg kan. Als wij kinderen weer naar onze eigen levens teruggaan, wil ze mee en vaak moeten we haar ontredderd achterlaten. Paniek, chaos, verdriet, boosheid, verwarring… het is er allemaal. Ook ik moet ontzettend wennen. In alle jaren waarin ik voor mijn moeder zorgde, hebben we onze eigen rituelen opgebouwd, met een vaste dagindeling, activiteiten en bezigheden. In het begin denk ik nog dat we veel activiteiten uit ons eigen schema gewoon kunnen blijven doen, maar niets blijkt minder waar. Er is geen wasmachine op de afdeling, het zelf strijken van de was blijkt al snel te ingewikkeld en onhaalbaar. Het keukentje is te klein om er in te koken en het koken in de keuken van de afdeling kan alleen ná de maaltijd voor de bewoners en stuit op enorm verzet van mijn moeder: ze wil er eenvoudigweg niet zijn, in die huiskamer en keuken van de bewoners. Ook poetsen lukt niet meer. Mijn vraag om op vrijdagochtend, het vaste schoonmaakmoment sinds jaren, te poetsen in het appartement van mijn moeder, kan niet gehonoreerd worden. Het zou zo fijn zijn, een beetje doorleven in het bekende ritme, met bekende bezigheden op de vaste tijden, die we al sinds jaren hanteren. Mijn moeder vindt het heerlijk, huishoudelijk geredder om haar heen. Een stofdoek in haar handen geeft haar het gevoel nuttig bezig te zijn en met een kopje koffie tussendoor kan de ochtend niet meer stuk. Onmogelijk blijkt het. Voor het schoonmaken is een bedrijf verantwoordelijk, en de schoonmaakster met mijn moeder een relatie laten opbouwen en koffie laten drinken? Het past niet in het concept.Activiteiten worden op de afdeling vooral groepsgewijze vormgegeven en er is nauwelijks of geen tijd om individuele wensen te honoreren. Als mijn moeder één keer in de week wil zwemmen, kost dat zo’n € 40 voor vervoer en begeleiding, en dan moet ze met een wildvreemde mee in een taxi naar een zwembad dat ze niet kent. Zo gaat de ene na de andere verwachting en hoop van mij in rook op. We moeten samen wennen aan een volstrekt nieuw regime met regels en gebruiken die mijn moeder vaak terugbrengen in de tijd waarin zij als kind in een weeshuis moest doorbrengen.

We hebben er veel tijd voor nodig. Gelukkig kan ik wel elke dinsdag bij mijn moeder blijven slapen, dus onze avondrituelen van de dinsdag en de ochtendrituelen van de woensdag houden we vast. Maar dat neemt niet weg dat ik sámen met mijn moeder moet hospitaliseren op de verpleegafdeling. En hoewel de verzorgenden hun uiterste best doen, verwaaien veel goede bedoelingen in een systeem dat sterker is dan de woorden in beleidsnota’s en principes van vraaggerichte zorg. Het lijkt nog verdacht veel op het verpleeghuis van vroeger.

Gepubliceerd in: Zorgbelang, Gezond lijfblad voor alle Limburgers, nummer 3, 2010