Het waarom van bloemen

Mijn moeder had nooit groene vingers. Maar ze hield van bloemen en die waren er altijd. Van lieverlede nam ik het verzorgen van de kamerplanten, het meebrengen van het wekelijkse bosje bloemen en het bijhouden van de plantenbakken op het balkon van haar over. Ook in haar kamer op de verpleegafdeling staan altijd bloemen en in voorjaar, zomer en najaar rommel ik op het balkon om viooltjes, geraniums, en andere bloeiers te poten en in leven te houden. Bijna niemand van de bewoners op de afdeling heeft bloemen of planten. Dat planten niet geschikt zijn, omdat mensen met dementie ze weggooien of opeten, geloof ik tot nu toe maar half. Misschien komt dat nog, maar tot nu is er nooit één roos uit de vaas gerukt en zijn er maar weinig ongelukjes gebeurd met de planten. Het is wel veel werk, maar ik hou van dat werk. Misschien doe ik het wel vooral voor mijzelf. Want elke week als ik weer in de kamer van mijn moeder binnenkom, is het alsof ik die kamer nieuw leven moet inblazen. Niet alleen zijn vele dingen hun plek weer kwijt, ik word ook geconfronteerd met het verlies en de onorde in het hoofd van mijn moeder. Soms is ze kwaad, soms verdrietig, soms gelaten. Elke week zijn er nieuwe verliezen. De ene handeling na de andere ontglipt haar, het begrip van woorden en zinnen verdwijnt, voorwerpen worden vreemd en het doen van de eenvoudigste dingen wordt steeds gecompliceerder. Een been optillen, een arm in een mouw doen, het eten naar de mond brengen, op de wc gaan zitten… Niets is wat het ooit was.

Maar ik zet de nieuwe bloemen in de vaas, rommel even op het balkon met de plantjes, en het is alsof ik met de planten het leven zelf de kamer inbreng als een tegenwicht voor het uit mijn moeder wegsijpelende leven. Af en toe tuinier ik ook om even te ontkomen aan mijn moeders dwingende en bozige stem die achter mij aan jast als ze het allemaal niet meer weet, of om mijn voorraadje opgeraakt geduld weer wat aan te vullen. Dan neem ik een moment voor mezelf. Ik geniet ervan, de aarde tussen mijn vingers te voelen, viooltjes of geraniums te poten. Ik vind het heerlijk, tulpen, pioenrozen, rozen of zonnebloemen mee te brengen en de bloemen een mooie plek te geven. De tijd dat ik mijn moeder de bloemen aangaf, zodat zij ze in de vaas zette, is voorbij. Al doende sijpelen mijn irritatie en vermoeidheid weg en begrijp ik weer dat alles is zoals het is. Als ik klaar ben, bewondert mijn moeder mijn werkzaamheden. Altijd is ze blij als ze de bloemen ziet en nog steeds wijst ze er met regelmaat naar en zegt hoe mooi ze zijn. Ik stel me voor dat ze op de momenten waarop ze alleen in haar kamer is, voor de deur naar het balkon staat en kijkt naar de bloemen in de bakken. Ik hoop dat de kleuren haar dan plezier doen.

Gepubliceerd in: Zorgbelang, Gezond lijfblad voor alle Limburgers, nummer 2, 2013