De vaste plaats der dingen

Vandaag heb ik weer een kast opgeruimd. Het was een regenachtige, winderige zondag en het zag niet uit naar wandelweer. En omdat ik aan de beurt was en mijn zondag doorbracht met mijn moeder, moest ik een activiteit verzinnen. Al voordat ik het bedacht had, was ik bezig. Met het schoonmaken en opruimen van de diepe kast in de keuken, waarin naast wat extra voorraad en speelgoed voor de kleinkinderen, de bloempotten en vazen, het ongebruikte keukengereedschap en oude, vergeten glaasjes, koppen en schaaltjes zich verzameld hadden. Het was geen puinhoop, het was geen volgestouwde kast, want mijn moeder heeft altijd al van opruimen gehouden en op gehechtheid aan spullen heb ik haar bijna nooit kunnen betrappen. Maar opruimen doet ze niet meer, het komt niet meer in haar op en als ze wel gedachten heeft over het scheppen van orde in haar huis, zitten er grote afstanden tussen die gedachten en de verwezenlijking van haar wensen. Zonder dat ze het wil belanden de eenvoudigste spullen op de vreemdste plaatsen. Zodat ik al jarenlang elke week eerst alle kasten en kastjes, de koelkast, de oven, laden en wat al niet opentrek, om en passant de dingen die op de verkeerde plek terecht zijn gekomen, weer te verhuizen naar hun eigen oord. Niets is belangrijker geworden dan de vaste plaats van de dingen, nu het hoofd de dingen niet meer kan ordenen. Het lichaam moet de spullen vinden, vaak weten de handen het, of de benen die al vanzelf naar de kast lopen, op weg naar koffiekopjes.

Het opruimen van vandaag had echter een extra dimensie. Terwijl ik week in week uit zie en observeer hoe mijn moeder de weg kwijt raakt in haar leven, haar gedachten, haar omgeving en haar huis, probeer ik het leven een beetje te vereenvoudigen, door de overbodige spullen, de dingen die toch al niet meer gebruikt werden, weg te doen, zodat de orde van de spullen die overblijven, duidelijker is. De kast een beetje leger en dus overzichtelijker, als zij op zoek is naar de koffie, de thee, de beschuitbus of een vaas voor de narcisjes die ik heb meegebracht.

Eerst heeft ze er niet zoveel zin in, mijn moeder, want nu ze na veel herhalingen weet dat het vandaag zondag is, vindt ze deze dag volstrekt niet geschikt voor opruim- en schoonmaakactiviteiten. ‘Toch niet op zondag?’ vraagt ze verbaasd. Maar ik haal haar over, wijs naar de regendruppels die langs het raam naar beneden glijden, en dan heeft ze er ineens ook plezier in. ‘Dát kan weg’, zegt ze enthousiast over een lelijke bloempot die ze ooit cadeau kreeg, en even later vertelt ze over een vaasje dat ze ooit van mijn vader kreeg, een kristallen vaasje, een van de weinige cadeaus die hij haar gaf. Ze vindt het vaasje lelijk, maar zegt vertederd, dat hij zo van die lelijke kristallen dingen hield. Het vaasje zetten we terug. De oude frituurpan, een ouderwetse bonensnijder, een donkerbruin gehaakt rond kleedje, een lijstje van een schilderij, speculaasplanken, het gaat allemaal naar een nieuwe afdeling ‘spullen voor de rommelmarkt’. Tussendoor drinken we koffie en we hebben allebei het gevoel dat we met een nuttig en zinvol werk bezig zijn. Dat gevoel blijft, ook later op de dag, als we de spullen naar de kelder hebben gebracht. Een tevreden gevoel van iets gedaan te hebben. We zitten van de weeromstuit wel een uur lang op de bank, een grote puzzel tussen ons in, die we samen invullen. Ik lees de kleine lettertjes van het gevraagde woord en zoek dingen op in een puzzelwoordenboek, mijn moeder duikt in haar enorme puzzelervaring en weet een heleboel woorden onmiddellijk. Zelfs een notoire anti-puzzelaar als ik krijgt plezier in puzzelen, omdat ik zie hoeveel plezier ze er aan beleeft dingen gewoon nog te wéten. Te merken dat nog lang niet alles ‘de mot’ heeft.

Zo ben ik eigenlijk al jarenlang in verschillende rondes bezig met opruimen in het appartement van mijn moeder. De geld- en waardepapieren zijn netjes uitgedund en gesorteerd, de klappers met andere belangrijke papieren zijn in de loop van een paar jaren steeds dunner geworden, omdat ik er veel spullen uit heb gehaald. Zodra het Zonnebloemhoofdstuk was afgesloten hebben we gezamenlijk alle papieren daarvan opgeruimd, omdat het ons niet leuk leek, ze regelmatig tegen te komen en dan herinnerd te worden aan wat allemaal verloren gegaan is. Dat geldt ook voor het ouderenplatform en voor het vrouwengilde waarvan mijn moeder eens enthousiast en geïnteresseerd lid was. Mét het toenemen van de gaten in de herinnering, met het toenemen van de verwarring en de chaos is het vereenvoudigen van de uiterlijke wereld in huis noodzakelijk geworden. Papieren die met de post arriveren, worden onmiddellijk opgeruimd, omdat ze anders een enorme bron van onrust zijn, spullen die nooit gebruikt werden en die onbelangrijk zijn, worden weggedaan, zodat wat overblijft overzichtelijk is. Niets wordt er nog veranderd in de orde van het huis, vaste plaatsen worden gekoesterd, vaste patronen worden herhaald en herhaald en herhaald, bijna onmerkbaar heb ik het onderhouden en steeds weer herscheppen van de uiterlijke wereld als taak op me genomen.

Gepubliceerd in: Denkbeeld, tijdschrift voor psychogeriatrie, april 2008