Week 21: Over geld praat je niet

Het geldpotje. Ik zou veel feiten en verhalen kunnen vertellen over het tekort aan geld in mijn ouderlijk huis. Het salaris van mijn vader, hoofdonderwijzer en meer dan twintig jaar de enige kostwinner in een zeer groot gezin, was beslist ontoereikend. Bij de kruidenier, onze buren, hadden wij altijd een schuld. Als kind voelde ik me bezwaard als ik met een maand achterstand het zogenaamde ‘briefje’ moest vragen. Mijn moeder leende geld uit de spaarpotten van haar kinderen, maar kon haar schulden nooit aflossen. Er was een verschil tussen de inkomsten (van mijn vader) en de uitgaven aan huishoudgeld voor dertien personen (door mijn moeder). Altijd een tekort. En je hoorde geen schuld te hebben. Symbool voor het geldprobleem van mijn ouders is voor mij het geldpotje. Het geldpotje stond achter een gordijntje van de keukenkast. Je kon er blindelings naar grijpen. Als je er geld uithaalde om boodschappen te doen, maakte het een rammelend geluid. Toen wij het ouderlijk huis ontruimden, stond het geldpotje tussen de overgebleven spullen. Mijn jongste broer bevrijdde het uit deze nederige positie. Ik denk dat wij allen een haat-liefdeverhouding hadden met dat nikkelen geval. Het is een lelijk armoedig ding dat een metalig geluid geeft, een geluid van kleingeld. Ook dit geluid is een symbool, voor het vreugdeloze dat het tekort aan geld in mijn jeugd meebracht. Het financiële tekort was voor mij als kind gekoppeld aan een gevoel van menselijk falen. Enige tijd geleden kreeg ik het geldpotje van mijn broer cadeau. Ik kan er maar moeilijk liefde voor opbrengen. Vera van Cruchten in: José Franssen: In mijn koffer op zolder. Levensverhalen van ouderen voor ouderen. Bohn Stafleu van Loghum, Houten, 2008.

1 - Misschien herinner je je nog de opwinding rond de komst van de euro in het begin van de eeuw. De angst voor de crashende computers die volstrekt irreëel bleek, het gereken en gegoochel, want alles leek heel veel duurder toen de guldens in euro’s opgingen. Misschien was het ook wel zo, want een tijdje later gingen de prijzen weer omlaag, meen ik me te herinneren. Misschien reken je nog steeds bedragen om: als het om grote bedragen gaat, reken ik het nog steeds om naar guldens, om een besef te hebben hoe duur of hoe goedkoop iets is. Geld is een heel belangrijk levensthema. We kunnen niet zonder, en het wel of niet hebben van geld bepaalt grenzen en mogelijkheden in ons leven. In de vooroorlogse tijd van crisis en gebrek aan alles, in de oorlog, in de na-oorlogse tijd, in de zestiger of in de tachtiger jaren van de vorige eeuw en in de tijd voor en na de invoering van de euro… in elke tijd heeft het geld zijn eigen betekenis en waarde. Het wel of niet kunnen studeren en het wel of niet hebben van werk hebben een directe invloed op het hebben van geld. Gezondheid en geld staan in een nauwe relatie tot elkaar en geld heeft voor veel mensen te maken met eigenwaarde en identiteit. Er zijn familieverhalen over geld, die soms generaties teruggaan, en zelfs het aangaan van relaties heeft in veel gevallen een relatie met de middelen die mensen hebben. Je moest 'trouwen binnen je eigen stand' heette het vroeger. Kortom: geld is complex en er hangen veel verhalen omheen.

2 - Denk na over de rol die geld heeft gespeeld in jouw leven: Was geld belangrijk in jouw familie? - Was er veel geld of juist (te) weinig? Hoe werd daar mee omgegaan? - Wist je als kind iets over de geldsituatie van je ouders? - Hoe werd er over geld gepraat of juist niet gepraat? - Welke uitdrukkingen en zegswijzen herinner je je over geld? - Welke belangrijke dingen heb je vroeger geleerd over het omgaan met geld? - Had je zelf een spaarpot of bankrekening? Vanaf wanneer? Hoe ging je daarmee om? - Was er bij jullie spraken van een standsbewustzijn op basis van geld? Hoe zag dat er uit? Wat betekende dat concreet? - Heb je wel eens geld gestolen? - Heb je zelf altijd genoeg geld gehad? Veel? Ben je rijk? Of juist te weinig en ben je arm? - Vind je jezelf vrijgevig of ben je juist een spaarder en oppotter? - Heb je een goede relatie met je bankpasjes? Ken je al je geheime codes uit je hoofd? - Is geld een belangrijk thema in jouw leven? - Denk je vaak over geld na? - Heeft geld voor jou iets te maken met een gevoel van eigenwaarde? - Geef je wel eens geld aan anderen of aan goede doelen? Waarom? - Heb je in je leven je eigen geld verdiend? Met wat? Vind je het belangrijk om eigen geld te verdienen en onafhankelijk te zijn? - Wanneer verdiende je voor het eerst je eigen geld? Weet je nog wat je met dat geld gedaan hebt? - Wat waren je grootste financiële successen? - Wat waren je financiële mislukkingen? - Heb je wel eens geld geleend op een bank? Of een schuld gehad bij familie of vrienden? - Vind je dat je goed met geld omgaat? Waarom? - Heeft de komst van de euro iets veranderd voor jou? Maak aantekeningen en ga op zoek naar je eigen geldverhalen. Zoek concrete verhalen, over die grootste mislukking op het gebied van sparen of beleggen, over die enorme meevaller ooit, over het project dat je met geld hebt opgezet in een ver land, over je faillissement of het winnen van de loterij. Over je gierige vader of je vrijgevige moeder. (Zie ook: Johannes Schroots en Lea van Dongen: Birren's ABC: AutoBiografieCursus. Van Gorcum, Assen, 1995.)

3 - Kies nu dan één verhaal en associeer verder. Breng het verhaal voor jezelf in beeld. Zoek naar de personen die erbij betrokken waren, de plaats waar het zich afspeelde, plaats het verhaal in de tijd en cultuur van die tijd, en vertel wat er precies gebeurde. Zoek naar een verhaal met een handeling, met gebeurtenissen die elkaar opvolgden en die je kunt vertellen. Schrijf een verhaal met een begin, een midden en een einde. Breng het verhaal verder in beeld met je zintuiglijke herinneringen: beelden, geluiden, geuren, smaken en gevoelens in woorden benoemen.

4 - Schrijf het verhaal en geef het verhaal een titel. Als het mogelijk is, probeer je in je verhaal wat spanning op te bouwen, dat wil zeggen je maakt je lezers nieuwsgierig naar het vervolg en het einde van het verhaal.

5 - In een groep: Lees aan elkaar de verhalen over geld voor. Kijk met elkaar of de verhalen een goede titel, een begin, midden en einde hebben en of er een spanningsboog is, die ingegeven wordt door de gebeurtenissen.

6 - Wat je nog meer kunt doen: Schrijf een verhaal over de komst van de euro in jouw leven. Wat betekende de verandering van het geld voor jou? Welke gevoelens, verwachtingen en ideeën had je over het nieuwe geld? Zijn die uitgekomen? Vond je het een moeilijke overgang of viel het allemaal wel mee? Zijn er voordelen aan de euro of zie je vooral nadelen? - Schrijf een essay over de rol van geld in jouw leven. In dat essay kun je veel van de vragen onder 2 terug laten komen. Het is een meer filosofische tekst over het belang van geld en hoe het omgaan met geld je leven bepaalde en in de loop van het leven veranderde. - Lezen en je laten inspireren door: Ewoud Sanders: Voor een dubbeltje op de eerste rang. 1001 spreekwoorden en zegswijzen over Nederlands geld. Prometheus / NRC, Amsterdam / Rotterdam, 2001 (te downloaden op www.ewoudsanders.nl/boeken) - Spelen van Het Nederlandse Bankbiljettenkwartet: leren over de historie van de bankbiljetten en al spelend herinneringen ophalen. Zie www.bankpapier.com (daar is het kwartet ook te bestellen en je kunt er informatie vinden over oude bankbiljetten).

6 - Voor meer inspiratie:

Vermogen is zichtbaar maar over geld praat je niet. Thuis werd vroeger in het bijzijn van ons, kleine snotneuzen, nooit over geld gepraat. Volgens mij was er ook geen geld in huis. Mijn ouders waren niet onvermogend; dat kon iedereen zien. Zij genoten ook aanzien want vader was directeur en mede-eigenaar van een pannenfabriek. Wat niet iedereen kon zien was dat het vermogen voor een gedeelte familiebezit was dat met de overige familieleden werd gedeeld. Dat vermogen, in de vorm van een fabriek en ander onroerend goed, zal wel rendement opgebracht hebben in de vorm van geld. De rol van geld was drieledig. Het meeste werd geïnvesteerd in de fabriek. Een deel was bestemdvoor huishoudelijke uitgaven. Wat overbleef werd gebruikt voor het aankopen van onroerend goed in de privésfeer. Gelukkig werd er soms ook onroerend goed verkocht. Dat werd ‘oogsten’ genoemd. Pachtopbrengsten waren ook een vorm van oogsten. Er waren mensen in het dorp die dachten dat mijn ouders rijk waren, maar de meeste vriendjes hadden meer geld in de portemonnee dan ik op alle kermisdagen kon uitgeven. Soms dacht ik ineens over veel geld te beschikken, bijvoorbeeld op mijn verjaardag, op nieuwjaarsdag of op de eerste communie. Die illusie was weer gauw verdwenen omdat ik werd aangespoord dat geld op de bank te zetten voor ‘later’. Ik heb geleerd geld bewust uit te geven en met een doel. Als ik geld nodig had, moest ik daarom vragen. Het werd mij gegeven als ik duidelijk kon maken waar ik het voor wilde gebruiken, bijvoorbeeld voor een boek of gereedschap voor mijn modelbouwhobby. Als ik het geld dan kreeg, werd er van uit gegaan dat ik iets goeds, degelijks en duurzaams kocht. Dan mocht het best wat kosten. Geld om uit te geven voor mijn plezier had ik dus niet. Daarom vond ik het fijn om in de vakanties in de fabriek te werken. Ik kon daar pannenhulpstukken maken, die per stuk werden beloond. Deze beloning viel zwaar tegen en stond in geen enkele verhouding tot het aantal uren en de inspanningen die daaraan besteed waren. Dat kwam omdat ik geen vakman was en de meeste door mij gemaakte pannen niet door de eindcontrole kwamen. Mijn visie op geld is in mijn verdere leven niet veranderd. Geld was voor mij rendement van arbeid en beleggingen, een gedeelte wordt gebruikt voor huishoudelijke en persoonlijke uitgaven. Ik heb geleerd de grenzen van deze uitgaven ruimhartig en gepast te interpreteren. Paul van de Boel in: José Franssen: In mijn koffer op zolder. Levensverhalen van ouderen voor ouderen. Bohn Stafleu van Loghum, Houten, 2008.

Zakgeld. Op het bankje achter de keukentafel zitten mijn drie oudere broers, die zojuist zakgeld hebben gekregen. Ieder één cent, waarop koningin Wilhelmina duidelijk te zien is. Ik kijk een beetje zielig naar mijn halve cent. Als kleintje moet je daarmee tevreden zijn. ‘Wanneer krijg ik ook één cent?’ vraag ik mijn moeder. ‘Volgend jaar misschien, het geld groeit me niet op de rug.’ Ook daarmee moet ik tevreden zijn. ‘Wat gaan jullie ermee doen?’ vraag ik. Mijn oudste broer zegt: ‘Ik leg een halve cent op de rails en als de tram er overheen is gegaan, heb ik een plak.’ Om van een cent tweeëneenhalve cent te maken lijkt me fantastisch en buiten leg ik mijn zakgeld op de rails. Lijn zeven dendert door de Kinkerstraat over mijn halve cent, die er daarna heet en plat bijligt. Ik raap hem op, brand mijn vingers en snik zoals alleen een vijfjarig kind dat kan: ‘Hij is wel zo groot als een plak, maar de koningin is weg. Nou kan ik er niks meer voor kopen.’ Klari Boer in: José Franssen: In mijn koffer op zolder. Levensverhalen van ouderen voor ouderen. Bohn Stafleu van Loghum, Houten, 2008.

Bij ons thuis zijn de taken duidelijk verdeeld: mijn vader beheert het grote geld, mijn moeder het huishoudgeld. Het financiële domein van mijn vader draagt de kenmerken van zorg en zuinigheid, dat van mijn moeder van gastvrijheid, gulheid en liefdadigheid - wat niet wil zeggen dat daar het geld over de balk gesmeten wordt. Geen van beiden bemoeit zich met de verantwoordelijkheid van de ander, ze vertrouwen en respecteren elkaar daarin volledig. Ze zullen wel eens samen overleggen als het over de grotere uitgaven gaat, zoals over de kosten van het eigen huis en over de mogelijke aankoop van andere huizen, hetgeen mijn vader nodig acht om de toekomst van het gezin veilig te stellen. Mijn vader heeft tevens de taak te beslissen of en hoeveel geld wij als kinderen in handen kregen voor zakgeld, bijzondere en buitenschoolse activiteiten, studie en beroepsbenodigdheden. Zoals mijn vader voor zichzelf is, zo is hij ook voor ons: streng, onbuigzaam en zuinig, op het gierige af. (…) Op de lagere school krijg ik af en toe een zondagscent. De winkel is op de wekelijkse rustdag een paar uurtjes open en ik koop daar van mijn eigen centje een puntzakje droppastilles. Het is altijd afwachten of het er wel van komt, die cent. Soms krijg ik niets voor straf en is het extra mijn best doen tot de volgende zondag. Het komt niet in me op om stiekem een cent weg te pakken. Geld is te belangrijk voor mijn ouders, zo heb ik begrepen. (…) Als de oorlog voorbij is, mag ik op kamers en studeren. Voor het eerst beschik ik zelf over geld: maandelijks 35 gulden voor eten en kleinere benodigdheden. Voor de verhuizing, reizen naar en van huis, studiegeld en studieboeken, sportspullen enzovoort, betaalt mijn vader vanuit Maastricht. Ik geniet van mijn vrijheid en zelfstandigheid, ruil rookbonnen voor andere zaken, lift naar huis om van het uitgespaarde reisgeld naar de film te kunnen, maar zorg wel dat ik uitkom met mijn geld. Zo vlak na de oorlog is er bovendien niets verleidelijks te doen of te koop. Dat moet nog komen: af en toe vang ik daar een glimp van op wanneer ik een poststukje krijg toegestuurd van mijn peettante uit Amerika: een tijdschrift met glamourfoto’s waarin handig verstopt een zijden kous of nylon onderjurk. Ik bewonder het allemaal, maar weet er nog niets mee te doen. Miep Jennekens in Eigen geld. In: José Franssen: In mijn koffer op zolder. Levensverhalen van ouderen voor ouderen. Bohn Stafleu van Loghum, Houten, 2008.

José Franssen