Wat ik las en waarom

Over leesgeschiedenis en de functie van het lezen van boeken

Lezing Odapark Venray 22 september 2017

1.Ik heb altijd gelezen: uit de wereld van alledag, ín de wereld van het woord

Doeschka Meijsing zegt in haar beschouwingen over het lezen, dat we een opzienbarende snelheid van leven hebben ontwikkeld en dat daardoor ook ons leespatroon is versneld: Dat is jammer, ík vind dat jammer – omdat ik nog steeds een ouderwetse droom koester bij elk boek dat ik opensla: dat de wereld van het boek in mijn handen een gevecht met mij, de lezer, aangaat waarin ik langzaam maar zeker het onderspit delf. Waarin ik overwonnen word, gevangengenomen en weggevoerd naar gebieden waarvan ik het bestaan niet vermoed had. Opkijkend uit het boek wil ik moeten constateren dat alles in de wereld om mij heen hetzelfde gebleven is, maar dat alles ook onzichtbaar veranderd is. Niet voor even, maar voorgoed. Dat ik nooit meer op dezelfde manier kan kijken als ik deed voordat ik het boek las.Om dit soort epifanie-ervaringen te bewerkstelligen, is het noodzakelijk véél te lezen, altijd op zoek naar het boek dat het verdorie weer klaarspeelt mij te veroveren. En hoe meer men leest, hoe zeldzamer die ervaringen worden. Dat is een teleurstellende paradox, die echter niets vermag af te doen aan de nimmer versagende hoop. Hoop op geluk, minder kan ik het niet noemen. (Doeschka Meijsing in: Hoe verliefd is de lezer? Samengesteld en ingeleid door Xandra Schutte. Querido, Amsterdam, 2017)

Mooi heeft ze dat gezegd, vind ik. Het gaat ook over mij. En als ik iets heb ontdekt in de tientallen jaren waarin ik met taal werk is het wel, dat ik het beste kan doorgeven wat ik zelf mooi vind, wat míj geraakt heeft. Mensen enthousiasmeren met schoonheid is een krachtige motor. Voor leesbevordering en leesclubs, voor het onderwijs in taal en zeker ook voor het schrijven van je eigen verhalen of het vertellen van je eigen levensverhaal. Dat laatste is nu al tientallen jaren mijn werk – en toen Adie mij vroeg om hier te komen vertellen over lezen, dacht ik meteen aan de leesgeschiedenis. Ik ga jullie iets vertellen over mijn eigen leesautobiografie. In de wetenschap dat ik nooit, maar dan ook nooit echt inzicht zal kunnen geven in mijn leesgeschiedenis, omdat van de duizenden boeken die ik las, er misschien wel driekwart al in de vergetelheid zijn aanbeland.

Een leven lang lezen. Ik was begerig, nieuwsgierig en vanaf het moment dat ik begreep wat letters waren, las ik. Het ging altijd door, ik hoefde er niets voor te doen, behalve boeken te zoeken. De boeken vonden mij ook vaak genoeg. Dat was niet normaal in het gezin waar ik woonde. Mijn vader las de krant, de Panorama en Het Beste, mijn moeder de krant en de Margriet. In ons huis stond onder het raam, in de kast waarin ook de enorme radio stond, een rijtje boeken: dikke oude gebonden boeken waarvan ik me alleen de drie delen van Pearl Buck herinner. Ik weet niet of ze ooit gelezen zijn, behalve door mij. Mijn vader haalde liever de radio uit elkaar om hem daarna weer in elkaar te knutselen en mijn moeder had in het weeshuis geleerd dat lezen zondig was, zij deed liever iets met haar handen. Toch las ik. Ik verschool me op de wc met een boek, ik kroop ergens in een hoekje met een boekje en maakte mezelf zo onopvallend als mogelijk was. Ik verdween even uit de gewone wereld, waarin behalve mij nog vier andere kinderen rondtolden in het piepkleine huisje waarin wij woonden, en ik verhuisde naar de wereld in het verhaal. Dat is natuurlijk functie van het lezen: uit de wereld van alledag, ín de wereld van het woord en van de verbeelding. Pas als mijn moeder mij riep om de tafel te dekken, scheurde ik me met tegenzin los van mijn verhalen. Ik las alles wat los en vast zat, alles wat mocht en wat ik kon vinden. Ik herinner me: Wipneus en Pim, Pinkeltje, Arendsoog- en de eerste boeken die ik kreeg: Sandor Kis: Mariska de Circusprinses (Mariska aan zee, Mariska onder de Indianen),Jo van den Donk: Ontvoerd, en ook: Michaela Bach: Als je een meisje bent, met tips en aanwijzingen voor de tiener die ik werd. Later kreeg ik: Cissy van Marxveldt: Een zomerzotheid, Karin Kramer: Barbara en Jeroen, alle delen, Arja Peters: Vicky, alle delen. Stiekem las ik ook de boeken van Pearl Buck en de rest van het rijtje bij de radio. Gelukkig waren er ook de boeken van de schoolbibliotheek, en later van de bibliotheek in ons dorp (Blerick). Ik liep heel wat keren de houten wenteltrap omhoog naar de zolder vol heerlijkheden van het grote gebouw aan het einde van ons dorp. Lang las ik vooral avonturenverhalen en kinderboeken. In de bibliotheek mocht ik niet kiezen op de volwassenenafdeling.

Toen ik een jaar of 12, 13 was, las ik enorme stapels liefdesromannetjes. Terwijl ik mijzelf nog niet erg uitbundig waagde in de wereld van de echte liefde, kussen en wat er nog meer bij hoorde, verslond ik de boekjes. Ik kan niet zeggen dat ik er veel van leerde en de liefde bleek later ook anders te functioneren. Functie van het lezen: compensatie? Alle Witte en Gele Ravenpockets met romantische Leni Sarisverhalen leende ik van Paula, een klasgenootje, deels ook stiekem, want mijn ouders waren af en toe wel verontrust door mijn leeshonger. Ik las stiekem in bed, stopte iets onder de kier van mijn deur, drapeerde een grote zakdoek over het lampje bij mijn bed en ik las tot ik mijn ouders tussen 12 en 1 uur naar boven hoorde komen. Dan herstelde ik razendsnel de orde en als mijn moeder mij kwam toedekken, lag ik slapend in mijn bed. Bijkomend voordeel: ik merkte juist op die momenten hoeveel ze van me hield! ’s Morgens was ik vaak moe, denk ik, nu ik terugblik.

Verlees je je tijd niet, werd er soms gevraagd. Lezen is tweemaal leven, antwoordde ik. (Herman Pijfers in: De genoegens van het lezen. Anthos, 1993)

Lees teneinde te leven (Gustave Flaubert in brief aan Mlle de Chantepie, juni 1857)

2.Literatuur en leren van literatuur

Pas op de middelbare school leerde ik iets over literatuur. Meer dan gretig las ik de boeken van de boekenlijsten voor zowel Nederlands, Duits, Engels en Frans. Alle boeken kwamen uit de bibliotheek, geld om te kopen had ik niet. Ik heb ze net opgeruimd, mijn samenvattingen, met een geel kaftje voor Nederlands (een enorme stapel samenvattingen van boeken van de middeleeuwen tot en met Jan Wolkers, Gerard Reve) een blauw kaftje voor Frans (Victor Hugo), een roze kaftje voor Engels en een groen kaftje voor de Duitse boeken (Heinrich Böll, Luise Rinser, Herman Hesse). Ik herinner me de Duitse leraar die me erg stimuleerde en die mij een levenslange liefde voor de Duitse taal meegaf, de Engelse leraar die ik een nare man vond, de Nederlandse leraren die me boeken aanreikten en verbaasd waren over mijn themakeuze voor werkstukken. Ik, het braafste meisje van de klas, schreef een groot eindwerkstuk over het oeuvre van Gerard Reve. Thuis had ik ruzie over mijn boekenkeuzes met mijn vader, die was vooral tegen Jan Wolkers en andere boeken waarin het ging over seks en hij probeerde mij het lezen van die boeken te verbieden. Wat niet lukte. Ik was al lang een zelfstandig denkend wezen geworden. Nu denk ik dat ik lang niet alles wat ik las, begreep, maar toch, ik verslond de boeken met enorme leeshonger, ik verbaasde me over de durf, de schrijfstijlen, de woorden, de composities, al die vele gedachten en verhalen die verteld werden. Ik schreef zelf goed en graag, en het boeken lezen voedde zo mijn schrijven. Functie van dit lezen: ik leerde. Ik bouwde aan een eigen woordenschat. Ik leerde over taal, over uitdrukkingsmogelijkheden in taal, over wat je kunt verwoorden in taal, over schrijfstijl. Ik leerde over het grote leven buiten mijn huis en school en buurt, het leven waar ik nauwelijks kwam. Ik leerde me te verplaatsen in de levens van anderen. Ik leerde over andere werelden dan de mijne.

Ik leerde graag en veel. Ik heb mijn hele leven geleerd via boeken. Nog steeds, geef mij maar een handleiding, een uitleg, een uiteenzetting op papier. Een boek dat heel belangrijk voor me was en dat altijd bij me is gebleven: Herman Hesse: Narziss und Goldmund. Ik las het romantische verhaal over de intellectuele asceet Narziss en de artistieke gevoelsmens Goldmund begerig en het ene boek leidde naar het andere. Ik las veel, werkte ijverig aan mijn samenvattingen en ik leerde. Ter ontspanning las ik nog wel pocketjes in bed, maar mijn belangstelling daarvoor ebde langzaam maar zeker weg.

3.Studietijd: politiek en feminisme

Ik ging studeren. Geen Nederlands, ook al had dat voor de hand gelegen, maar andragogiek. Ik wilde met mensen werken en de wereld verbeteren. Ik las en studeerde natuurlijk oneindig veel in mijn studietijd, en het lezen voor mijn plezier leed daaronder. De romannetjes waren verdwenen, en alleen in vakanties las ik échte boeken. Van alles door elkaar, romans, maar ook non-fictie. Het was een woelige tijd, die jaren zeventig, en hoewel ik niet zo’n actievoerder was, las ik veel boeken die actueel waren als het ging over feminisme en vrouwenstrijd. De boekjes van De Bonte Was herinner ik me, De schaamte voorbij van Anja Meulenbelt (voor mij toen een heel belangrijk boek, ik las het boek met rode oren), de boeken van Alix Kates Schullmann, Adrienne Rich, Audre Lorde, Elaine Showalter, Virginia Woolf, George Sand, Simone de Beauvoir (alle romans!), Joke Smits … ik heb de meeste boeken al lang niet meer in mijn boekenkast. Ik las en ik las en las. Ik wilde weten wat die vrouwen bezielde en ik leerde door te lezen en te ervaren, soms herkende ik dingen, vaak ook niet.

Ik had inmiddels een relatie met Frans en nu ik terugkijk denk ik dat ik twee levens leidde: een leven met Frans, waarin ik huiselijkheid en gezelligheid, bezig zijn met planten en wandelen fijn vond. En tegelijkertijd studeerde ik en had ik een leven als groeiende intellectueel, die haar vleugels uit wilde slaan. Ik voelde me vaak gevangen in beperkende regels en normen, zowel van thuis als in de relatie. Het was een tijd van zoeken naar wie ik nu zelf was. Ik leefde in een tussengebied tussen waar ik vandaan kwam en het leven waar ik naartoe groeide. Ik was het leven van thuis ontgroeid, maar het leven van de mensen aan de universiteit paste me ook niet. Het was wel erg intellectueel en ik hield ook veel van het échte leven met handen en lichamen en de voeten op de grond. In dat tussengebied ben ik eigenlijk mijn hele leven gebleven, en ik heb er uiteindelijk mijn kracht in gevonden. Een boek dat bij deze tijd hoort en dat bij mij insloeg als een bom - en dat nog steeds in mijn boekenkast staat is: Lillian Breslow Rubin: Pijn en Moeite, Hoe arbeidersgezinnen leven. Dat boek ging over míj! Dit was nu eens een studie waarin ik dingen kon herkennen, die mij hielp puzzelstukjes op een plaats te leggen. Dáár kwam ik vandaan, uit dat kleine arbeidershuisje in die straat met mensen die in fabrieken werkten en bij het spoor. Dát was de cultuur die ik meedroeg. En hoe ver was die wel niet verwijderd van de idealistische wereld van de studenten waarin ik me ook bewoog. Ik begon meer van de wereld te begrijpen. Ik wilde de wereld verbeteren, wie niet in die tijd, en ik deed hartstochtelijk mijn best in het vormingswerk en later in mijn eerste baan. Om al heel snel te ontdekken dat het hebben van een goede relatie met en het werkelijk luisteren naar de mensen met wie ik werkte voor mij toch heel wat belangrijker was dan het streven naar de ultieme bewustwording en het veranderen van een wereld die helemaal niet zo veranderbaar bleek.

Het lezen van boeken helpt je om gevoelens van andere mensen te begrijpen. Lezen bevordert tolerantie, denk ik. Het maakt een beter mens van je. (Ken Follet, schrijver van Het eeuwige vuur -over mensen die strijden voor vrijheid, lang geleden- in een interview in De Limburger, 18 september 2017)

4.Werk: vormingswerk, lesgeven aan de hogeschool

Nog tijdens mijn studie begon ik te werken in het vormingswerk voor jonge volwassenen. Een paar jaar later was ik docent aan wat toen de Sociale Academie heette en ik gaf les in de methodiek van het werken met randgroepjongeren. Als ik nu terugkijk zie ik dat het boeken lezen in golven verliep. De boeken volgden mijn persoonlijke levensloop. Toen ik studeerde las ik veel feministische boeken en politiek geïnspireerde non-fictie. Toen ik werkte in het jongerenwerk en later toen ik lesgaf over alle dingen die ik geleerd had, kwam daar naast de studieboeken en lesmethodes een heel pak boeken bij in wat ik maar noem ‘het randgebied van de wetenschap’, boeken waar ik vaak meer van leerde dan van die echt wetenschappelijke studies. De boeken van Alice Miller bijvoorbeeld, populair wetenschappelijke boeken over allerlei onderwerpen. Toen ik werkte met jongeren in de oude buurten van de stad bouwde ik een hele bibliotheek op met boeken over jongerenwerk. Over methodisch werken met mensen, over… Ik zou zelf een bibliotheek vol boeken hebben als ik alles bewaard had.

Het bleven twee stromen: de boeken waaruit ik wat wilde en kon leren (die bestudeerde ik) – en de boeken die ik las voor mijn plezier, ter afleiding, voor even vergetelheid, ter vertroosting, om even in een andere wereld te zijn.Het wonderlijke is dat door hoe mijn werkleven zich ontwikkelde, alles steeds meer in elkaar begon te grijpen.

5.Werken met taal

Maar inmiddels werkte ik ook met taal. Ik gaf een deel van mijn baan als docente aan een hogeschool op, en later de hele baan, om les te gaan geven over schrijven. Creatief schrijven, korte verhalen schrijven, gedichten schrijven, reisverhalen schrijven, levensverhalen schrijven. Alles óver schrijven en schrijfdidactiek las en leerde ik. Maar ook het andere lezen werd zo een deel van mijn werk. O, wat las ik veel. Voor elk project dat ik verzon las ik meters en meters boeken, Waarvan ik de meeste jaren later, na afloop van het project weer opruimde:

- Korte verhalen (creatief schrijven, korte verhalen schrijven)

- Dagboeken (dagboekschrijven) - Een paar van de auteurs die mochten blijven in mijn boekenkast: Anne Frank, Margaretha Ferguson, Conny Palmen, Hans Warren, May Sarton, Nijinski, Anaïs Nin, Virginia Woolf, Cesare Pavese, Rob van Essen, Leo Vroman, Kristien Hemmerechts, Marie Bashkirtseff, Samuel Peypes, Jules Renard.

- Reisverhalen (Reizen in verhalen) - Een greep: André Gide, Wilfred Thesiger, Bob den Uyl, Lisa St. Aubin de Teran, Jan Brokken, Norman Lewis, Jonathan Swift, Bruce Chatwin, Lieve Joris, Joseph Conrad, Cees Nooteboom, Ibn Battoeta, Ethel Portnoy, Gustave Flaubert, Kurt Tuscholsky, Robijn Davidson.

- Poëzie (teveel om op te noemen, bijvoorbeeld alles van en over Jan Hanlo voor Dichter bij Jan Hanlo dichten, project en boek)

- Verhalen en boeken met oudere vrouwen in de hoofdrol voor het gelijknamige project

- Autobiografieën, eindeloos veel autobiografieën las ik toen het werken met levensverhalen na verloop van tijd de rode draad in mijn werk werd. Auteurs en titels? Teveel, teveel, teveel. Maar als ik voor mijn boekenkast ga staan zie ik en herinner ik me de taal en woorden van: Adriaan van Dis, Tiziano Terzani, Galsan Tschinag, John Berger, Mensje van Keulen, Elisabeth Strout, May Sarton, Katja Petrowskaja, Boris Cyrulnik, Judith Koelemeijer, Edmund de Waal, Aurelius Augustinus, Soneli Deraniyagala, Annie Ernaux, Oriane Fallaci, Rita Verschuur.En nog veel meer.

- Verhalen en gedichten over ouder worden

- Voorleesverhalen (Project en boek Luisteren in je leunstoel), ook voorlezen is lezen.

- Verhalen en gedichten over dement worden en zorgen voor een geliefde met dementie. Auteurs die over een geliefde met dementie schreven en die mij inspireerden: John Bayley, Sybil Lockhart, Linda Grant, Arno Geiger, J.J. Voskuil, J. Bernlef, Jane Rule, Michael Ignatieff, Lisa Genova, Sjef van Bommel, Dimitri Verhulst, Elly Rijnbeek, Stella Braam, Eleanor Cooney, F. Starik, Mohammed Benzakour, Marianne Asman, Miriam Janssen, Susanne Buis, Olivia Ames Hoblitzelle, Ernst Timmer, Marijke Hilhorst, Cyrille Offermans, Marina Offermans, Ingrid H. van Delft, Gabriele Zander-Schneider, Elisabeth Nobel, Gerard van den Boomen, Nadine Ahr (en nog vele anderen).

- En dan waren er ook altijd nog boeken die niet in een project pasten, maar die mij trokken en die ik móest lezen (ik herinner me dat ik mij op mijn werk op de Hogeschool eens terugtrok in een heel klein kamertje om in de middagpauze in mijn boek te lezen): Delphine de Vigan, Helga Ruebsamen, Marie de Meister, Helen Macdonald, John Kalman Stefanson, Mercé Rodoreda, Karl Ove Knausgárd, Sebastian Barry, Benoîte Groult, Koos van Zomeren, Arthur Japin, Henning Mankell, Ruth Ozeki, Annie Proulx, Per Petterson, Nuala O’Faolain, Julia Blackburn, Noëlle Chatelet, Vasili Grossmann Arthur Golden, Julie Otsuka, Graham Swift, Wieslaw Mysliwski en vele anderen.

Zo ontwikkelde zich mijn eigen leesautobiografie.

Lezen is in de eerste plaats een persoonlijk avontuur (Márgitka van Woerkom in Bzzlletin 184, februari 1991)In de negentiger jaren van de vorige eeuw deed Márgitka van Woerkom onderzoek naar leesgewoonten en leesdagboeken.‘Nooit zal ik het overweldigende geluksgevoel vergeten dat bezit van me nam toen ik het boekje opensloeg en las over het hondje Tippeltje dat de wijde wereld in ging. (Maarten het Hart) Geïnspireerd door een uitgebreid artikel van Maarten het Hart over zijn leesautobiografie (‘De terugkeer naar het heden’, uitgebreide 27 bladzijden tellende inleiding in een boek over het lezen van boeken - Maarten het Hart: De som der misverstanden. Het lezen van boeken. De Arbeiderspers, Amsterdam, 1978, bladzijde 9-33) werd er onder leiding van Wam de Moor geëxperimenteerd met leesverslagen. Welk leesleven hebben mensen? Waarom lezen ze, hoe leren mensen lezen, hoe voed je leeshonger en wat betekent dit alles voor het leesonderwijs op scholen? De artikelen over de leesautobiografie hebben al mijn opruimwoedes doorstaan en ik heb er veel mee gewerkt als levensverhalendeskundige. Ik ben er van overtuigd, dat je, als je met mensen en hun verhalen werkt, weet moet hebben van je eigen leesgeschiedenis. Want zoals met alles en zoals Márgitka van Woerkom het zo mooi verwoordde: lezen is in de eerste plaats een persoonlijk avontuur. (Márgitka van Woerkom in Bzzlletin 184, februari 1991).

Thema’s veranderden. Mijn leesthema’s verschoven met mijn eigen ervaringen en met de richting waarin mijn werk zich ontwikkelde. Persoonlijke levenservaringen raakten soms aan de thema’s die ik in mijn werk vormgaf. Voorbeelden:Verhalen van en over vrouwen - Verhalen over vaders en moeders - Troostboeken Alzheimer - Reisverhalen - Bergbeklimmersverhalen - Autobiografieën - Verhalen over de dood, rouwen en het einde van het leven - Verhalen over oud-worden en oud-zijn - Verhalen met oudere vrouwen in de hoofdrol. En thema’s bleven gelijk.Tegelijkertijd ben ik ook mijn hele leven geïnteresseerd geweest in thema’s en boeken die ook nu nog mijn aandacht trekken. Voorbeelden:Verhalen over de liefde en de kracht van liefde - Poëzie - Verhalen over het omgaan met ziekte en moeilijkheden in het leven - Levensverhalen en biografieën. Ik begon onbevangen en ontwikkelde wel in de loop van mijn leven voorkeuren voor schrijfstijlen, composities en taalgebruik (liever niet wetenschappelijk maar wel poëtisch en liefst zo dicht mogelijk bij echte mensentaal).

6.Een paar kanttekeningen over het lezen zelf

Ik vond in het prachtige boek van Daniël Pennac een hoofdstuk over de rechten van de lezer. Een aantal daarvan wil ik jullie niet onthouden want ik herken en ken ze allemaal in mijn leesgeschiedenis terug en jullie misschien ook wel:

- Het recht om niet te lezen. Er zijn periodes in mijn leven geweest waarin ik niet of nauwelijks las. Soms eisten andere dingen alle aandacht op, soms was ik te moe en viel ik bovenop mijn boek in slaap, soms zat mijn hoofd veel te vol met andere dingen om er nog een verhaal bij te proppen. Bovendien: niet lezen is niet per definitie te veroordelen. Er zijn mensen die andere dingen doen en belangrijker vinden. Het is niet gezegd dat wat mij steunt en helpt, ook anderen iets te bieden heeft.

- Het recht om bladzijden over te slaan. Soms gaat een verhaal te langzaam. En dan is het heerlijk om natuurbeschrijvingen of uiteenzettingen simpelweg over te slaan. Blader door en lees verder.

- Het recht om een boek niet te lezen. Daar heb ik lang over gedaan, vroeger vond ik dat ik een boek dat ik in handen had, uit bibliotheek of gekocht, uit moest lezen. Dat vind ik niet meer. Als een boek me na een paar keer proberen helemaal niet bevalt, hou ik op met lezen. Misschien later nog eens, misschien nooit. Er zijn genoeg andere mooie boeken.

- Het recht om wat-dan-ook te lezen. Afschaffen van het idee van goede en slechte boeken. Ik heb mijn hele leven een hekel gehad aan het onderscheid tussen literatuur en lectuur, je zult mij er nooit over horen. Het loopt door elkaar heen. De Bouquetreeksverhalen zijn echt niet zo ver verwijderd van Oorlog en vrede en Dokter Zjivago, de scheidslijnen zijn soms dun. Voor anderen zijn het misdaadromans, science fictionboeken, of wat dan ook. Smaken verschillen. En toch… het is een spannende discussie. ‘En dan, op een dag, wint Pasternak het.’ Pennac, 155

- Het recht om te grasduinen

- Het recht om hardop te lezen

- Het recht om in bed te lezen. Samen lezen in bed is een van de grootste genoegens die ik ken. Alleen lezen bij een kleine lamp met naast mij een slapende man vind ik zo vertrouwd en het tekent voor mij de liefde. De een slaapt, de ander leest. In stilte bladzijden omslaan. Tegelijkertijd in het hier en nu van intimiteit en genegenheid zijn, én in die andere wereld van het woord. Het lezen niet meer als vlucht, maar als verrijking van alles wat al zo mooi is.

Een slaapkamer, rond een uur of negen ’s avonds. We liggen naast elkaar, allebei verzonken in verschillende werelden. Een van ons kan zich in een duikboot bevinden onder het Noordpoolijs, terwijl de ander door de salons van het 18e-eeuwse Parijs fladdert. Zo nu en dan raken onze tenen elkaar heel even. We horen de ander zacht ademhalen. We hoeven, gelukkig, helemaal niets te zeggen. (Alain de Botton in: Lezen in bed. In De Volkskrant, 29 juli 2017)

7.Troostboeken en leren over mijzelf

In de loop der jaren zijn mijn troostboeken veranderd: er kwamen nieuwe bij, er vielen oude af, maar de boeken die eenmaal hun goede diensten bewezen hadden verdwenen nooit uit mijn boekenkast. En zo staat daar nu nog de lange rij Wodehouse, terwijl ik die (tot nu toe althans) nooit meer herlees. Maar een boek dat eenmaal zijn positieve werking heeft bewezen, verdient een blijvende plaats in mijn leven. Bovendien: je weet maar nooit of je nog eens wenst terug te vallen op een oude liefde. Daarnaast kwamen de boeken van Simenon te staan, inclusief alle Maigrets, het boek ‘Mijn beurt om thee te zetten’ van Monica Dickens, de boeken vcan Remco Campert, Johnny van Doorn, Philip Roth en Bob den Uyl. Deze laatste is nog altijd mijn troostboekenschrijver nummer één. (Ciska Dresselhuis in: Een boek is beter dan valium. Vrouwen en het troostrijke lezen. In ‘Vrouwentroost. Hartverwarmende verhalen en gedichten’, samengesteld door Ciska Dresselhuis en Jacqueline Wesselius. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 1994)

Het is zoeken en afleiding tegelijk. Je zoekt naar een tekst die je kan helpen, en tegelijkertijd is het afleiding van wat daar op dat moment heel dwingend aanwezig is. (Monica van Paemel in: Cisca Dresselhuys en Jaqueline Wesselius: Vrouwentroost. Hartverwarmende verhalen en gedichten. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 1994)

Geneeslezen, lezen om getroost te worden, de helende werking van het lezen is zo oud als het geschreven woord. De vakterm bibliotherapie werd het eerst gebruikt in 1916 en het werd zelfs een wetenschap. Waar het om gaat: lezen als therapeutisch hulpmiddel bij ziekte, lichamelijk of geestelijk, is al veel ouder. Toen ik eind jaren 80 van de vorige eeuw een opleiding volgde over schrijf- en bibliotherapie, ontdekte ik dat met name in de VS rond het lezen van boeken (en het schrijven) heel wat ontwikkeld was, terwijl het in Nederland nog zo goed als onontgonnen gebied was. Vooral in de psychiatrie werd het lezen van bepaalde boeken aanbevolen aan patiënten met het idee dat het hun genezing zou kunnen bevorderen. Er is inmiddels vakliteratuur over, en ook op universiteiten wordt steeds meer onderzoek gedaan naar de helende werking van lezen en schrijven. Ik las mijn hele leven troostboeken naast al de andere boeken. Boeken kunnen je – in elk geval tijdelijk – uit een gedeprimeerde toestand halen en meeslepen in de verhalen van anderen. De reden waarom mensen romantische liefdesverhalen lezen, streekromans of spannende reisverhalen, of detectives, avonturenromans, of een veelgeprezen bestseller. Ze helpen je uit de situatie van dat moment te stappen en er later misschien met wat meer relativeringsvermogen, afstand en humor naar te kijken. Functie: amusement, vergetelheid, ontsnappen, opmonteren en afleiding.Ook herkenning en erkenning zijn belangrijke functies. Hoofdpersonen in boeken die meemaken wat je zelf moet doorleven. Je herkent de emoties: eenzaamheid, verdriet, angst, zoektochten naar de juiste behandeling of weg. Dat kan heel ver gaan: die hoofdpersoon, dat ben ík (het boek is een spiegel van je leven, alsof je stukjes van je eigen levensverhaal leest). En het is troostrijk te lezen dat anderen ook worstelen, niet de ideale situatie vinden en zich bij dingen neer moeten leggen. Dat je vaak slechte situaties moet accepteren omdat er geen alternatief is. Dat er niets aan te doen is, dat het nu eenmaal zo is zoals het ís en dat je dat moet aanvaarden. Dat kan innerlijke rust geven. Ook erkenning is zinvol: het is werkelijk niet simpel wat je meemaakt, het is een probleem, ook voor anderen. Je bent niet de enige, er zijn er heel veel meer zoals jij. De functie van schoonheid. Troost zit ook in schoonheid. Als iemand in staat is over een moeilijk thema een prachtig boek te schrijven in mooie zinnen, met levendige passages, dan is het misschien ook wel de schoonheid van die taal die helpend is. Iemand anders heeft het zo mooi gezegd, zo mooi kan ik het niet zeggen, maar het geldt ook voor mij… De functie van voorbeelden. Je kunt iets leren van het handelingsrepertoire van een hoofdpersoon. Zeker als het gaat om een thema dat je na aan het hart ligt: hoe gaat de hoofdpersoon ermee om, hoe lost zij problemen op, hoever gaat ze in het overschrijden van haar grenzen en hoe en waar zegt ze stop, welke strategieën bedenkt zo iemand om te overleven? We kunnen de hoofdpersonen bewonderen, maar we kunnen hen ook imiteren, hun gedrag nadoen, ze kunnen ons tips geven en nieuwe mogelijkheden aanreiken om bezig te zijn in onze eigen wereld.

Al die functies ken en herken ik. Troost heeft in mijn persoonlijke leven veel te maken met herkenning. Ik voelde me minder alleen als ik las over de dingen die ik zelf meemaakte. Toen mijn eerste grote liefde op de klippen liep en het met mij helemaal niet goed ging, las ik oneindig veel Bouquetromannetjes en vergelijkbaar spul. Tijdverdrijf. Compensatie. Maar ik las ook alles van de Belgische schrijfster Mireille Cottenjé, ik herinner me een verhaal over het gemis na een scheiding en de persoonlijke toon van de verhalen die bijna onverbloemd autobiografisch waren. Ik koos boeken intuïtief in de boekhandel, wat me trok waren thema’s die dicht bij mezelf lagen. De boeken hielpen me ongetwijfeld mijn eigen situatie te begrijpen en vorm te geven. Toen er een knobbeltje in mijn borst weggehaald moest worden, las ik boeken over kanker, toen de dood in mijn leven kwam, las ik over de dood, en toen mijn moeder de ziekte van Alzheimer kreeg, zocht ik in alle boekhandels waar ik maar kwam, boeken waarin de ziekte een rol speelde. Ik bouwde zo heel specifieke boekenverzamelingen op en ik gaf zelfs een tijdlang lezingen over troostboeken.

Ik kan iedereen die zijn moeder verloren heeft aanraden Nicolaas Matsier (Gesloten huis) en Leo Pleysier (Wit is altijd schoon) te lezen. Het is niet alleen de herkenning die troost geeft. Het is vooral de schoonheid van de taal die het vergankelijke wat minder vergankelijk maakt. Dan is er ook nog het gevoel van delen. Het verlies van jouw unieke moeder blijkt deel van de ‘condition humaine’, en dat geeft inzicht en verlichting. (Marita Mathijsen in NRC Handelsblad, 23 oktober 2010)

Auteurs die bleven: Joan Didion, Megan O’Rourke, Sylvia Plath, Roland Barthes, P.F. Thomese, Cory Taylor, Max Porter, Julian Barnes, Christopher Hitchens

8.Tenslotte: als schrijver lees je je eigen teksten

Er zijn tientallen studies over dementie, maar troost vinden de kinderen van demente ouders daar niet in. Daarvoor moeten ze naar de literatuur, naar Bernlef. (Marita Mathijsen in: NRC Handelsblad, 23 oktober 2010)

Schrijvers zijn natuurlijk ook lezers. Als schrijver ben je de eerste lezer van je eigen teksten. Schrijven is lezen, je eigen woorden keer op keer wegen en ordenen. Ik heb veel geschreven, vooral over mijn werk. En terwijl ik hard werkte, veel les gaf en mensen trainde in het werken met levensverhalen, werd mijn moeder ziek. Zo kwam ik in een nieuwe levensfase en belandden er een nieuwe stapel boeken op mijn nachtkastje. Ik leerde veel over de ziekte van Alzheimer, maar na verloop van tijd was ik vooral geïnteresseerd in verhalen van lotgenoten. Troostboeken: ik verslond ze, de boeken van kinderen die schreven over de intensieve en langdurige zorg om en voor hun ouders, maar ook boeken van partners van dementerenden. Want hoe deden zij het? Wat maakten ze mee, en hoe vonden ze de goede zorg voor hun ouder of levensgezel? Hoe gaven ze vorm aan hun relatie, zonder hun eigen leven te verliezen? Wat deden ze met hun frustraties en verdriet? Hoe bleven ze overeind? Het maakte me in eerste instantie (en nog soms) zelfs niets uit of de verhalen goed geschreven waren: ik voelde me eenvoudigweg getroost door al die andere zorgenden. Het maakte me minder alleen. Ik was niet de enige. Toen mijn moeder er niet meer was, schreef ik zelf een troostboek. Twee citaten:

Ik besluit van het zorgen voor jou een ‘project’ te maken, een nieuw stuk uitdagend werk waarvan ik veel kan leren. Ik lees alles wat ik kan vinden over jouw ziekte. Ik volg een cursus. Ik ga naar lezingen en informatiebijeenkomsten. Ik word bij het Steunpunt Mantelzorg lid van een groep mensen die allemaal zorgen voor iemand met dementie. Kortom: ik besluit niet alleen om elke week bij je te zijn. Ik besluit ook er iets moois van te maken. Voor jou, zodat ik je kan ondersteunen in het zoveel mogelijk overeind houden van jouw dagelijks leven. Voor mijzelf, omdat ik je beter zal leren kennen en er zelf iets aan kan hebben voor later. Als ik je vraag of ik een boek over ons mag schrijven en mag vertellen over onze ervaringen samen, blaas je ergens in de lucht met die blik van je. ‘Pffftt!’ zeg je. Jij weet al zo lang je me kent dat ik moet schrijven, dus ik moet mijn gang maar gaan.

Zijn de kinderen goed terecht gekomen?Ach, ik beleef zoveel mooie dingen met jou… Je vraagt me hoe het toch met je kinderen is en of zij allemaal wel goed terechtgekomen zijn in het leven. Dus ik vertel jou uitgebreid wat er van je kinderen is geworden. Ik vertel hun namen, hoe oud ze nu zijn, welk werk ze doen, met wie ze getrouwd zijn, waar ze wonen en welke kinderen ze hebben. En ineens weet jij het ook weer en praten we gewoon over hoe het met iedereen gaat en hoe je het vindt als je in de weekenden opgehaald wordt. Je bent blij met je kinderen en je vindt het fijn dat ieder van ons zijn draai gevonden heeft in het leven. Zo gaat het niet-weten over in het wel-weten. Het is een spannend spel; steeds weer probeer ik zoveel als ik kan aan te sluiten bij wat er op dat moment beschikbaar is, bij wat je kunt herkennen. Spoorzoeken is het, fascinerend, soms confronterend en wonderlijk. Ik zit met jou te praten over je kinderen terwijl ik één van hen ben en dan ineens, páts, weet je het weer. Het ontroert me keer op keer om te zien hoe jij geniet van de veiligheid en geborgenheid in de uren dat ik bij je ben. (José Franssen in: Hou me maar vast. Mijn moeder, Alzheimer en ik. MB Communicatie, Gassel, 2016)

Ik heb geen enkel boek zo vaak gelezen en zo intens doorleefd, als dit boek.

9. En zo is de cirkel rond

Samenvattend noem ik nog een keer de vele functies die het lezen in mijn leven had:Even weg van alles, in een andere wereld - Ontspanning en amusement - Leren (eigen handelingsrepertoire uitbreiden), iets toevoegen - Herkenning - Erkenning (van eigen leven, problematiek) - Troost - Schoonheid ervaren - Tijdverdrijf, tijdsbesteding en vergetelheid - Compensatie - Voorbeeldfunctie (kunnen nadoen van het handelen en het denken van anderen, maar ook: de kunst van het leven/schrijven afkijken) - Voorlezen aan anderen - Lezen voor mijn werk en om door te geven - Inspiratie voor het eigen schrijven

En nu? Nu lees ik weer alles wat los en vast zit. Ik ben in een nieuwe levensfase aanbeland, werk wordt minder belangrijk, ik geef door wat ik geleerd heb, laat los, ruim op. Het leven in het hier en nu wordt belangrijker. Ik ontdek nieuwe boeken, lees nieuwe auteurs. Het lezen gaat verder.

10.Voor wie meer wil lezen over lezen

Ella Berthoud, Susan Elderlin: De Boekenapotheek. Vertaald uit het Duits door Roos van der Wardt en Hester Tollenaar. Podium, Amsterdam, 2013

Cisca Dresselhuys, Jacqueline Wesselius: Vrouwentroost. Hartverwarmende verhalen & gedichten. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 1994

Rita Felski: Uses of Literature. John Wiley and Sons, 2008

José Franssen: Luisteren in je leunstoel. Handboek voorlezen aan ouderen. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten, 2004

Alberto Manguel: Een geschiedenis van het lezen. Vertaald uit het Engels door Tinke Davids. Ambo, Amsterdam, 1996

Doeschka Meijsing: Hoe verliefd is de lezer? Samenstelling en inleiding door Xandra Schutte. Querido, Amsterdam, 2017

Daniel Pennac: In een adem uit. Het geheim van het lezen. Vertaald uit het Frans door Piet Meeuse. De Brink/Ploegsma, Amsterdam, 1993

Herman Pijfers: Nooit alleen naar bed. De genoegens van het lezen. Anthos, Amsterdam, 1993

Marcel Proust: Over het lezen. Historische uitgeverij, Groningen, 1993

Damon Young: De goede lezer. Filosoferen over literatuur. Vertaald uit het Engels door Sjaak de Jong. Ten Have, Utrecht, 2016

En ik wens niet alleen mijzelf, maar ook jullie allemaal heel veel toekomstig leesplezier!

José Franssen

22 september 2017